Bontgekleurde beelden komen samen in grote wandinstallaties, waar ze onderdeel van één verhaal worden. Rasters en lijnen leiden de blik van het ene personage naar het volgende, met elkaar verbonden als families of generaties. Patronen verschaffen de figuren een haast architectonisch kader en koppelen ze aan rekwisieten. Verwijzen het bolletje, de hand en de kristal die een vrouwfiguur omgeven naar een religieus ritueel of zeggen ze iets over persoonlijke herinneringen? De herkenning van beeldelementen geeft stukjes prijs, maar het verhaal laat zich nergens volledig ontrafelen.
Na een aanvankelijk meer egale toepassing werd het kleurgebruik van Frode Bolhuis diverser en bonter. De mate van uitwerking van zijn figuren veranderde eveneens. Houdingen en proporties van de lichamen variëren nu sterk en zoom je in op de gezichten, dan zijn die gedetailleerder en individueler dan voorheen. Geen archetypes, maar haast portretten, al geeft Frode ze nooit vorm naar bestaande mensen; ze ontstaan onder zijn handen. ‘Een tijdlang maakte ik dagelijks een nieuw beeld, waarbij dingen vaak spontaan lijken te gebeuren. Dat voelde als een magisch proces, maar ik wilde verder gaan: meer regie uitoefenen, maar ook zien of ik voorbij mezelf kon komen.’