Aansluitend op de tentoonstelling ‘Empathic Systems’ in de Frankfurter Kunstverein (2019), is AKINCI trots om de lopende beesten te tonen van kunstenaar – uitvinder Theo Jansen (Den Haag, 1948). Theo Jansen is bekend geworden met zijn strandbeesten: grote kinetische sculpturen, vervaardigd van onder meer pvc buizen, die zelfstandig kunnen lopen. De wezens van Jansen doen denken aan archaïsche skeletten die esthetisch ergens tussen biomorfe en anorganische groeivormen wonen. AKINCI toont naast drie strandbeesten ook tekeningen en ‘fossielen’ om inzicht te geven in de uitzonderlijke combinatie van emotionele zeggingskracht en techniek die deze kunstenaar in zijn oeuvre samenbrengt.
Jansen studeerde van 1968 tot 1975 natuurkunde aan de toenmalige Technische Hogeschool Delft. Gedreven door zijn interesse in onconventionele technische constructies en het mechanisme van de evolutie ontpopt hij zich tot kunstenaar. Tijdens zijn loopbaan verdiepte Theo Jansen zich uitvoerig in de evolutie van soorten. Zijn strandbeesten waren in eerste instantie bedoeld om zandkorrels van onderaan het strand richting de duinen te verplaatsen en zodoende het gevaar van de stijgende zeespiegel op te lossen. Het begon met de Animaris vulgaris (1991), het gewone (vulgaris) dier (animal) van de zee (maris). Latere generaties strandbeesten bewogen op de wind, verplaatsten zandkorrels, ontwikkelden ingenieuze loopbewegingen en konden uiteindelijk op luchtdruk in PET-flessen ("opgeslagen wind") zelfstandig lopen. Zo was er bijvoorbeeld de Sabulosa (1994) die vier vinnen had en kon graven en de Umerus (2009) het suïcidale dier dat regelmatig zijn eigen ruggengraat brak. Bij AKINCI zal de Animaris Ordis (ordinair beest) uit het Cerebrum (periode van de hersenen, 2006-2008), te zien zijn, naast de Animaris Uminami en Animaris Chalibs, beide afkomstig uit het Bruchum (tijdperk der rupsen, 2016-nu).
De kunstenaar stelt dat zijn beesten door de wind bezield raken, waardoor beweging ontstaat. Ze veroorzaken als vanzelf een fascinatie bij de toeschouwer, door de complexe bewegingspatronen, die organisch lijken en doen denken aan levende wezens. De structuren zijn duidelijk kunstmatig, maar toch roepen ze de organische loop- en motoriek van langbenige insecten of rupsen op. Hoewel de constructies van Jansen intellect en vrije wil missen, en de kunstenaar de menselijke auteur blijft, doen hun autonome bewegingsprocessen dit vergeten. De kijker ontwikkelt de veronderstelling - door emoties en cognitieve kennis - dat motorische vaardigheden het kenmerk van een levend wezen zijn.
Theo streeft naar zelfredzaamheid van zijn strandbeesten; volgens hem zouden ze zelfstandig in kuddes op het strand moeten kunnen voortleven. Toch zijn de meesten van zijn beesten na een seizoen of twee uitgestorven. Sommigen kunnen weer worden gereanimeerd. Terwijl ze geen stofwisseling hebben, noch zich autonoom reproduceren, ziet Jansen in het vermogen om te bewegen en te reageren op omgevingscondities de basiskenmerken van kunstmatig leven, artifical intelligence, die hij blijft ontwikkelen. Theo Jansen streeft er naar om wijzer te worden van de leefwijze en het functioneren van zijn strandbeesten.
Theo Jansen exposeerde in veel toonaangevende kunstinstellingen over de hele wereld, o.a. Frankfurter Kunstverein, Frankfurt, DE (2019); Museo Nazionale della Scienza e della Tecnologia Leonardo da Vinci, Milan, IT (2019); Fundación Mar Adentro, Santiago, CL (2018); Exploratorium San Fransisco, VS (2016); Tamagawa Ennichi, Tokyo, JP (2015); Palais de Tokyo, FR (2015). Daarnaast geeft hij wereldwijd lezingen over zijn werk. Ook in Nederland toonde hij zijn beesten in en rondom toonaangevende kunstinstellingen, o.a. Elektriciteitsfabriek, Den Haag (2014); Boijmans van Beuningen, Rotterdam (2011); Kunsthal Rotterdam (2003); Centraal Museum, Utrecht (1999); Westergasfabriek, Amsterdam (1994). Op het strand van Scheveningen houdt hij publieke demonstraties. Jansen woont en werkt in Den Haag. Het computerprogramma dat Theo Jansen in 1991 ontwikkelde voor zijn strandbeesten werd internationaal beroemd. In 2016 nodigde NASA hem uit voor een denktank die autonome motoren voor toekomstige ruimtemissies naar Venus ontwerpt. Jansen heeft wereldwijd vele bewonderaars, die het unieke mechaniek van zijn werk gebruiken als startpunt voor de ontwikkeling van fundamentele ideeën in het wetenschappelijke- en kunstenveld.
In 2016 ontving Theo Jansen de Award Barnett & Annalee Newman Foundation,toegekend door kunstenaar Frank Stella.
Van 1986 tot en met 2008 schreef Jansen de column “Reflectie" in de Volkskrant. Een selectie hiervan is gebundeld in het boek ‘Klimmen in lucht’. In 2002 won hij een oeuvreprijs bij de Witteveen+Bos-prijs voor Kunst+Techniek. In 2007 publiceerde Jansen het boek ‘De Grote Fantast’ over het ontstaansproces van zijn strandbeesten. In 2014 verscheen het fotoboek ‘Strandbeest: The Dream Machines of Theo Jansen’ van de Russisch-Amerikaanse fotograaf Lena Herzog. In 2016 kreeg Jansen de onderscheiding Briljanten Kunstenaar van het Jaar 2017, in november 2017 werd hij uitgeroepen tot Kunstenaar van het Jaar 2018 en in 2018 ontving hij de Haagse Cultuurprijs. In 2019 ontving hij de Prix de la Fondation Pierre Giannadda aan de Academie des Beaux-Arts in Prijs.