We werden uitgenodigd om grote formaten werken van Marie Cloquet te tonen op de speciale afdeling Prismes op de beurs Paris Photo.
In haar werk maakt Marie Cloquet graag de beweging van het centrum naar de periferie, waarbij haar oog getrokken wordt door verwoesting, marginaliteit en het abjecte. Jaren geleden raakte ze tijdens een reis door het West-Afrikaanse land Mauritanië gefascineerd door Nouadhibou. In deze in een grensgebied gelegen kustplaats vond Cloquet ‘een wereld onder de radar’, waaraan de voordelen van de globalisering duidelijk voorbij waren gegaan.
Slavernij, aangespoelde scheepswrakken en ander afval, sporen van het (neo)kolonialisme en gestrande vluchtelingen na een mislukte overtocht naar Europa: Nouadhibou, hoe ver weg en onbekend ook, doet zich aan als een schaalmodel van de actuele wereldproblematiek. Hoe (over)leven mensen hier? Is er in de chaos harmonie te vinden? Hoe gaat de mens om met plaatsen, gebeurtenissen of objecten die een doorn in het oog zijn, maar zich ogenschijnlijk als onuitroeibaar voordoen?
Cloquet legde een uitgebreid archief aan van de foto’s die ze in de kustplaats maakte, en beroept zich hier steeds weer op bij het creëren van haar monumentale landschappen op doek. Ze beschouwt de beelden, die zowel digitaal als analoog tot stand zijn gekomen, als schetsen en ziet in haar werkwijze gelijkenissen met het procedé van klassieke schilders. Net zoals, bijvoorbeeld, de Vlaamse Meesters de schetsen die ze op locatie maakten, eenmaal in hun ateliers naar smaak arrangeerden tot nieuwe, realistisch aandoende composities, verknipt en vermengt Cloquet haar beelden tot op zichzelf staande entiteiten die slechts met één been in de wereld staan. Ze print de foto’s op tekenpapier na ze in de donkere kamer bewerkt te hebben, verscheurt ze om ze vervolgens weer collage-gewijs, en met behulp van aquarelverf, bijeen te brengen. De ruige, anonieme werelden die zo ontstaan, spelen met schaal, grootte en perspectieven en doen als plaatsen van verwoesting tegelijkertijd een beroep op ons collectief geheugen; herkenbaarheid en bevreemding, aantrekking en afstoting vinden elkaar in de kijkervaring.
Het experiment drijft Cloquet’s oeuvre meer dan ooit. Waar haar beelden, door de analoge werkwijze, zich aanvankelijk uitsluitend bevonden in het zwart-witte spectrum, is de kunstenares recentelijk begonnen met het geleidelijk introduceren van kleur in haar werk. Subtiel, bleek en schetsmatig, waardoor de werken, die iets weg lijken te hebben van wandtapijten, zich nog evenzeer in de sfeer van het suggestieve begeven. Met het maken van fotogrammen, in de geest van May Ray, verkent Cloquet daarnaast voor het eerst de cameraloze fotografie. Door voorwerpen in de donkere kamer direct op lichtgevoelig materiaal te leggen en te belichten, ontstaan hoogst esthetische beelden van sierlijke contouren, aangevuld met transparante vormen. Het is een poging om een zacht vliesje te leggen over dramatisch beeldmateriaal, om confronterende feiten over de huidige staat van de wereld en het mens-zijn, te verhullen met een laag schoonheid. Ondergaan we deze afgebeelde obstakels op een andere, openere manier? Kunnen schoonheid en het afstotelijke tegelijk bestaan, en elkaar voeden?
Cloquet spreekt niet in symbolen, maar in beelden. Desalniettemin zijn haar visuele motieven doordrenkt van een emotionele lading, een indirecte reactie op de indrukken die haar, als kunstenares en mens in de 21e eeuw, bereiken. Een verscheurd en smoezelig gordijn, een provisorisch in elkaar gelapte woonhut: ze geven blijk van een kapotte thuishaven, een vernielde beschutting – iets waar de mens in chaos zo’n nood aan heeft. Tegelijkertijd verwijst Cloquet naar motieven en genres uit de kunstgeschiedenis: de draperieën in de klassieke schilderkunst, bijvoorbeeld, of de abstracte vormen van het constructivisme. Met brede referenties naar de fotografie, schilderkunst, (non-)architectuur en de beeldhouwkunst, lijken de werken van Cloquet scheidingslijnen te overstijgen en, op hun eigen manier, een gooi te doen naar de notie van een ‘totaalkunstwerk’. Inclusief zijn ze, in hoe ze uitersten als hier en daar, toen en nu, ik en de ander verbinden en daarmee – al is het maar voor even - buiten spel zetten.
Grete Simkuté