Raymond Lemstra en Hans Roos – Curves and corners
Raymond Lemstra
Na jaren in Seoel te hebben gewoond, keerde Raymond Lemstra voor één jaar terug naar zijn geboortestad Groningen. ‘Het toneel van mijn jeugd. Veel spelers hadden het podium intussen verlaten, maar mijn terugkeer bood me de kans om mijn oud-docent op te zoeken.’ Hans Roos doceerde illustratie tijdens Raymonds opleiding aan Academie Minerva, maar inmiddels bleken ze beiden te schilderen. Met als grote overeenkomstige interesse: de geometrische vorm.
Symmetrie vormt de ruggengraat van Raymonds werk, waarin – gescheiden door een verticale lijn die de voorstelling spiegelt – steeds twee cirkels terugkeren. Deze basisvormen voorkomen volledige abstractie; ze laten zich onvermijdelijk lezen als ogen. ‘De vorm is zo ingebed in onze beeldtaal als teken voor een oog, dat we dat er bedoeld of onbedoeld direct in herkennen.’ Ondanks dit verschijnsel van menselijke herkenning (pareidolia), waardoor maskerachtige ‘portretten’ met een eigen karakter en expressie ontstaan, laat hij een narratief volledig achterwege. In een associatieve opeenvolging van handelingen bepaalt de plaatsing van de ene vorm de volgende.
Waar hij textuur eerder opbouwde vanuit aanplakbiljetten en stickers, vondsten uit de straten van Seoel die de onregelmatige ondergrond voor zijn schilderijen vormden, concentreert Raymonds zoektocht zich momenteel rond het schildersmateriaal zelf. ‘Ik ben me gaan verdiepen in wat verf is en kan. Zo ontdekte ik wat de eigenschappen van verschillende pigmenten zijn, en hoe acryl soms bijna olieverf kan lijken. In het verflab van Academie Minerva, waar ik na jaren terugkeerde, heb ik mijn eigen verven ontwikkeld.’ Het collageachtige oppervlak van zijn eerdere werken heeft plaatsgemaakt voor een in de verf gevonden ruimtelijkheid, waarbij de schildertoets nu een belangrijke rol speelt.
Hans Roos
Als grafisch ontwerper en illustrator was Hans Roos jarenlang beroepsmatig gebonden aan het rechthoekige kader van zijn beeldscherm. In zijn schilderijen besloot hij die vorm los te laten en terug te gaan naar de basis van ons kijken: de ogen. Sindsdien schildert hij op rond formaat, een overstap die ingrijpend bleek: ‘Ik moest opnieuw leren schilderen. Een cirkel heeft de neiging om te gaan rollen, je brengt het beeld niet zomaar tot stilstand.’ Hans kiest niet voor een centrale compositie, waartoe de cirkel logischerwijs uitnodigt, maar zet asymmetrie in om de complexiteit van de compositie te bedwingen.
Om de wetmatigheden van het rechthoekige kader volledig los te kunnen laten, startte Hans een diepgravend onderzoek naar vorm. ‘Geen hoeken, geen hotspots, geen gulden snede. Er ontstaat een andere beleving van zwaartekracht, van boven en onder. Door het ontbreken van een relatie met de rechte lijnen van de omringende ruimte lijkt de cirkel bovendien vooral naar zichzelf en het eigen centrum te wijzen.’ Om die reden werd ook de begrenzing van het beeldvlak nadrukkelijk onder de loep genomen. Ornamenten van lijsten, traditioneel een buffer tussen binnen- en buitenruimte, keren in de schilderijen terug als hoofdmotief. Geheel afwezig is de hoekvorm binnen het ronde beeldvlak echter niet. Soms valt de rechte lijn nauwelijks op, dan weer prikt een harde hoek in de rand van een schilderij – pijnlijk haast – en wordt onze blik op scherp gezet.