Wolken die wankelen, water dat wordt opgetild, een vallende steen, een dier dat onopgemerkt danst – het zijn de ingrediënten van een kwetsbaar, krachtig universum waar Nicoline Timmer in haar werk met een koppige overgave een vorm voor tracht te vinden. Ze verbindt magie met een zekere gestrengheid, poëzie met heel concrete handelingen en verhoudt zich tot manieren van zien, bewegen, denken die vaak fundamenteel verschillen van onze vertrouwde blik op de wereld. De specifieke logica die schuilt in oud-Egyptische wandschilderingen bijvoorbeeld, of de heel fysiek geladen abstractie in niet-westerse beeldtaal. Haar werken maken deel uit van de opera waaraan ze sinds 2013 werkt, Once upon a particular occasion. De opera is voor haar niet een traditioneel, in ruimte en tijd begrensd theaterstuk maar veeleer een poëtisch-conceptuele ruimte waarin haar werk plaatsvindt.
‘Ik beschouw het als een soort huis waarin mijn werk woont. Er zijn aspecten van klassieke opera die ik interessant vind, hoewel ik helemaal niet van operamuziek houd. In opera zitten vaak vreemde en ongemakkelijke dingen, zoals dat je al zingend aan een vriend je geheimen vertelt. Het is een heel onrealistisch medium maar bevat toch alle ingrediënten die ik zelf nodig heb; tekst, geluid en beeld.’
Het werk in haar eerste solo tentoonstelling vloeit voort uit de reizen die ze de afgelopen periode maakte. Naar Groenland om zeehond te eten, naar Egypte om de man te ontmoeten die veel te groot is om zijn eigen huis binnen te gaan. Naar Parijs om ballet te leren, en naar Zuid-Afrika om, opgekruld in het grind voor het huis waar ze dan woont, de vermiste materie in de Beeldhouwerwerkplaats te gaan zien. (l’Atelier du sculpteur is een sterrenbeeld dat alleen aan het zuidelijk halfrond is te zien; het ligt vlak naast Cervus, het watermonster).
In Cambridge vindt ze het handgeschreven manuscript van Ludwig Wittgensteins Lecture on Ethics uit 1929, vol doorhalingen en aarzelende gedachten. Juist die aarzeling, dat haperende weten, is wat er voor haar toe doet. In Egypte bezoekt ze het oude tempelcomplex in Karnak. Daar, in een hoekje van het uitgestrekte en indrukwekkende terrein ziet ze een bescheiden stenen beeld van een mensfiguur. Een van zijn benen ontbreekt en is vervangen door een robuuste driehoekvorm. De driehoek pretendeert op geen enkele manier op een been te lijken, maar werkt perfect: de vorm weerhoudt een heel wezen van wankelen en omvallen.