Vanitas is een genre van het stilleven dat in de 17e eeuw opbloeide in Nederland, bedoeld om de vergankelijke, tijdelijke en eindige aard van het leven over te brengen. Foto’s zijn op hun eigen manier ook een documentatie van een moment dat in de tijd is vastgelegd, waar we met nostalgie op kunnen terugkijken. In deze serie schilderijen combineer ik de twee: doorgesneden fotografische portretten die overvloeien in vanitas-bloemstillevens. Ze herinneren ons op symbolische wijze aan de vergankelijkheid van ons bestaan.
Nederlandse schilders reageerden in de 1600s op de toegenomen welvaart door schilderijen te maken vol herkenbare symbolen zoals schedels, brandende en gedoofde kaarsen, boeken, speelkaarten, wijnglazen, juwelen, zandlopers, bloemen, wijn, wereldbollen en muziekinstrumenten. Daarmee gaven ze uitdrukking aan het idee dat er meer is in het leven dan wereldse pracht. Geniet van het heden en de geneugten die materiële zaken bieden, maar besef dat de materiële wereld minder duurzaam is dan de spirituele. Zo werd de kijker niet alleen aangezet tot het overdenken van zijn of haar sterfelijkheid, maar ook tot het leiden van een bewuster leven.
Bloemen werden in die tijd felbegeerde statussymbolen voor de rijken. Ze werden voor het eerst gewaardeerd om hun schoonheid en geur in plaats van hun gebruik als kruid of medicijn. Botanici en tuinliefhebbers zochten naar de zeldzaamste exemplaren, geïmporteerd via overzeese handel. In bloemstukken is de symboliek subtieler dan in andere vanitas-schilderijen – bloemen die getoond worden van knop tot volle bloei symboliseren schoonheid, jeugd en plezier, terwijl verwelkte vormen en aangevreten bladeren ons herinneren aan de kortstondigheid van het leven. Ter compensatie symboliseren tarwehalmen, lauwerbladeren, klimop, rupsen en vlinders verlossing en wedergeboorte. De tulp – destijds gezien als de meest exotische bloem – werd, na de tulpencrash van 1637 die tot financiële ondergang leidde voor velen, een waarschuwing tegen overmatige rijkdom of hebzucht.
Ondanks de realistische illusie zouden veel van deze bloemboeketten nooit werkelijk kunnen bestaan, omdat de afgebeelde bloemen in verschillende seizoenen bloeien.
In Vanitas I heb ik een schilderij van Rachel Ruysch herschapen en naast een jonge vrouw uit de jaren 60 of 70 geplaatst. Ruysch specialiseerde zich in bloemenschilderkunst en ontwikkelde haar eigen stijl. Ze verwierf internationale faam tijdens haar leven.
Ik vind het fascinerend hoe je aan een klein uitsnede van een portretfoto het tijdperk kunt herkennen waarin die is genomen. De jonge vrouw uit de jaren ’60 of ’70 – met haar lange wimpers en geknipte kapsel – samen met de sepiakleur van de foto zijn voldoende aanwijzingen.
De twee beelden worden met elkaar verbonden doordat de lijn van de wang van de vrouw doorloopt in de vaas met bloemen eronder, terwijl de gebrande siennakleur onder haar wimpers weerkaatst in de warme gloed van de goudsbloemen daaronder. Mijn bedoeling is dat er een losse suggestie van gelaatstrekken tussen het bloemmotief zichtbaar is – iets wat de kijker zelf kan ontdekken. Naarmate het ene tijdperk overvloeit in het andere, ontstaan er verbanden die niet altijd meteen zichtbaar zijn.
De complexiteit en het detail van de compositie sluit goed aan bij de conceptuele inslag van mijn kunstpraktijk. Het werk nodigt uit tot een gesprek over tijd – niet alleen door de interpretatie van het uiteindelijke beeld, maar ook door het overdenken van het maakproces zelf: hoe lang het duurt om verf met zoveel zorg aan te brengen, en de meditatieve geestestoestand die dat proces met zich meebrengt. Hoeveel tijd het kost om een vaardigheid te verwerven, en dan nog de tijd die nodig is om het werk te voltooien – het doet denken aan de uitdrukking: Ars longa, vita brevis – de kunst is lang, het leven is kort. Ofwel: het meester worden van een ambacht of professie kan jarenlange toewijding vergen, en één mensenleven is misschien niet genoeg.