Het schilderij is verbonden met het afgelegen poldergebied waar de kunstenaar woont, maar het zijn geen traditionele landschappen, al helemaal geen impressies of momentopnames. De polders omringen, beschermen, schenken rust en concentratie; dag in dag uit veranderen de wind en de wolken, nevel verdoezelt, regenvlagen trekken over, oprijzende of neerdalende duisternis comprimeert ‘s avonds het licht, dauw verschijnt. Niets daarvan is door de mens te controleren, maar de menselijke geest ziet als vanzelf patronen in wat schijnbaar willekeurig gebeurt: pareidolia. Kijken naar het mannetje in de maan met het busseltje op zijn rug, of naar NASA-foto’s van de Paardenkopnevel of de Zuilen van de Schepping, het zijn bekende vormen van pareidolia zien.