Frank Van den Broeck, tekenaar bij uitstek, begon rond 1998 geleidelijk aan ruimtelijk te werken door de krassen en moeten die bij toeval tijdens het tekenen ontstonden. De inkeping in het papier zag hij als een incisie en maakte hem bewust van de mogelijkheid het ruimtelijke, sculpturale te gaan verkennen.
Zo ontstonden kleine sculpturen in klei waarin de figuratie zich terloops losmaakt, vergelijkbaar met zijn tekeningen waarin de voorstelling zich ook vaak geleidelijk blootgeeft. In de eerste beelden is de hand van de kunstenaar is vaak letterlijk aanwezig als knuist die zich kan ontwikkelen tot een gezicht of kop. In 2015 kocht het Centraal Museum Utrecht een aantal van zijn sculpturen aan en gaf hem met steun van het Mondriaan Fonds de gelegenheid verder te experimenteren met zijn ruimtelijke werk.