Struycken ging naast de eerder gehanteerde sinusgolven, die driedimensionaal van karakter waren, ook zogenaamde vlakke parallelle (kleur)golven gebruiken; een principe waarbij een eendimensionale golf zich oneindig in een driedimensionale ruimte voortplant als functie van tijd en plaats in een richting naar keuze.
Deze nieuwe methode gaf niet alleen het inzicht dat Struycken van zijn computerprogramma's wilde, maar produceerde ook nieuw soort beelden. De typische wervelende lussen en ovale vormen van voorheen (zie SHFT17) maakten nu plaats voor zigzaggende lijnen en hoekpatronen.