Maxime Brigou
| Aleph |
FRED&FERRY GALLERY
15.10-12.11.2022
“Maar waar zien zij die lijnen in de natuur? Ik zie enkel verlichte of verduisterde volumes, vlakken die vooruitgaan of die zich verwijderen, reliëfs of achtergrond. Mijn oog valt nooit op lijnen of details.”
In deze overhoorde woorden van de Spaanse kunstschilder Francisco Goya weerklinkt zijn artistieke attitude: voorbijgaand aan concrete objecten of oppervlakkige onderdeeltjes, wilde hij het leven in zijn steeds bewegende geheel vatten. De werkelijkheid voltrok zich misschien te snel, te bruusk om volledig te observeren en te bevatten, maar de essentie liet zich wel voelen. In zijn dramatische, emotioneel geladen schilderijen vertaalde Goya (zeker in zijn latere jaren) dit soort wezenlijke ervaringen.
Tot dergelijke waarachtigheid komen is ook waar Maxime Brigou in haar praktijk naar streeft. In haar doorlopende reeks grootschalige sculpturen pulseert het passerende leven. Elk werk is een suggestieve glimp waarin een schijnbaar ondoorgrondelijk diepe wereld besloten ligt. Een ongrijpbare coup d’oeil, snel opgenomen, maar traag ontrafeld. Een beeld in een ooghoek, al dan niet bestaand, dat zich in het geheugen haakt.
Voor haar beeldenreeks put Brigou uit haar herinneringen - voorwaar, vergeten, vervormd, of zelf vals. Het archief functioneert precies omdat het faalt, omdat het fragmentarisch is. Het toont hoe de nood om alles te ordenen, te (be)redeneren botst op de onmogelijkheid daarvan. Waar waarneming en herinnering in de loop van de tijd tegen elkaar aan schuren legt Brigou een verbeeldingsrijk universum bloot.
Echter, elke bezoeker brengt zijn eigen beeldenarchief mee om zich in dat universum te oriënteren. “Wat herken ik? Heb ik dit al ergens gezien? Waar zou ik dit kunnen zien?” Het zijn legitieme vragen, maar Brigou stuurt niemand in deze of gene richting, lokt geen eenduidige interpretatie uit. Als bijkomend gevolg, bevraagt ze hierdoor de subjectieve invulling an sich. Het is niet langer aan de orde óf het werk een natuurlijk landschap voorstelt, of een psychologisch doorwrocht ‘mindscape’, maar wáárom iemand het zo zou begrijpen. Brigou’s sculpturen ondermijnen zo het idee van de ene waarheid, ten voordele van oneindige lezingen. Laat het alef-getal nu net de hoeveelheid van oneindigheid zijn.
Even eindeloos is de dynamiek die spreekt uit Brigou’s werken. Spannende contrasten tussen intens zwart en lichtgevend wit versterken de driedimensionaliteit; blauw-grijze vormen steken scherp af tegen het felrood. Robuuste volumes die naar de voorgrond gestuwd lijken te worden spelen een mysterieus spel met delicate stroken die het beeld ritmeren. Brigou’s vakkundige toepassing van kleur, chiaroscuro en compositie verraadt haar achtergrond in een klassieke schilderkunstige traditie. Ze voegt in meerdere lagen kunsthistorische referenties toe, maar doet dat zo ogenschijnlijk moeiteloos dat ze niet opvallen.
Ook het stalen frame zou beschouwd kunnen worden als een schilderkunstig overblijfsel. Als een kader dat de blik van de schilder afbakent, biedt het sculpturale frame de mogelijkheid om de ruimte die het beeldhouwwerk zou innemen te begrenzen. De andere ruimte, die waarin het werk getoond wordt, blijft evenwel een belangrijke rol spelen voor Brigou. Ze experimenteert met de totale scenografie, van de manier waarop de monumentale werken benaderd worden tot de continu veranderende lichtinval. Ook de onderlinge verhouding tussen de sculpturen is cruciaal: tussen alle werken, of zij nu op zichzelf staan of tot een meerluik behoren, ontstaat een narratief, verteld in de beeldtaal die Brigou zich eigen maakte. Laat alef nu net de eerste letter van het Hebreeuwse alfabet zijn, een letter die pas een klank en een betekenis krijgt in samenstelling met andere letters.
Er mag dan een solide schilderkunstige basis onder haar werken schuilen, Brigou grijpt wel naar eerder rudimentaire materialen voor haar sculpturen. Echter, ze zijn onmogelijk apart te benoemen. Brigou abstraheert haar grondstoffen, mystificeert ze op bijna sublieme wijze: prachtig aanlokkelijk en beangstigend vreemd tegelijk. De opgespannen buitenlaag van de werken is hiervoor onontbeerlijk: ze legt een ‘unheimliche’ filter over het beeld. Als een fragiele huid die op knappen staat, houdt ze inwendig alles tesamen.
In haar praktijk tast Brigou dan ook af wanneer controle behouden moet worden, en wanneer die losgelaten kan worden. Waar het kader een zelf-opgelegde beperking is en het doek omsluit wat er zich achter afspeelt, ontstaat het werk ook door de materialen ‘agency’ toe te kennen. Haar lichaam neemt het tijdens het maken over en volgt de materialen, laadt die op met energie. Impulsief en intuïtief laat ze de materialen spreken zonder dat ze daarbij al een uitkomst voor ogen heeft. Ze werkt niet met voorbereidende schetsen, of geplande modellen; in het onvoorspelbare maakproces zit een grote vrijheid.
Een overweldigend voelen dus ook.
Verder dan de lijnen en de details, inderdaad.
Eline Verstegen