De fotografische methode is – strikt genomen – niet afhankelijk van een fotograaf. Hoe zorgvuldig de fotograaf het proces ook aanstuurt, het blijft een optisch-chemisch of elektronisch procédé, dat evenzogoed geautomatiseerd kan worden aangestuurd. De directe band met de werkelijkheid doet veronderstellen dat de beelden zelf ook de gedaante van de werkelijkheid aanneemt, hoewel het er natuurlijk slechts een indirect afgeleide afspiegeling van is. Een camera is hooguit het medium dat deze schijn-werkelijkheid kan toeëigenen en voorstelbaar kan maken. De oneindige mogelijkheden om selectief een gestold moment uit het tijd-ruimte-continuüm te vangen in het existentialistische besef van het verstrijken van de tijd en de vergankelijkheid, vormen de ontstellend krachtige kwaliteiten van dit prachtige medium.
Tegelijk met het vastleggen van dierbare momenten, voegt elke foto die aan onze parallelle beeldwereld wordt toegevoegd in essentie iets toe aan ons uitdijend wereldbeeld én onverzadigbaar informatiesysteem. Daardoor raken alle beelden geconnoteerd vanuit een bewust en onbewust betekenissysteem.
Het werk Obscure nodigt uit om ons van – voor zover mogelijk – geconditioneerde zienswijze los te maken en op een ‘betekenisvrije’ manier al het vanzelfsprekende te heroverwegen. Daartoe laat Hoàng het (kijkende) ’subject’ samenvallen met het (bekeken) ’object’, waardoor dit dualistische waardenstelsel radicaal wordt omgekeerd.
Hiervoor liet Hoàng glas blazen van zand uit Huế (Vietnam) in een vorm van een cirkel en geblazen glas van grond uit IJsselstein (Nederland) in een vierkant. Beide glazen zijn fotosensitief gemaakt en blootgesteld aan licht zonder te fixeren; zonder dat Hoàng er nog aan te pas hoeft te komen, ontwikkelen ze zichzelf automatisch verder.
Zo biedt fotografie niet alleen contact met een verleden, maar dwingt het tegelijkertijd om met een alternatieve manier naar het heden te kijken. Met deze toepassing in Obscure, wordt de gespletenheid van haar herkomst en identiteit door de versmelting van maker en drager en van identiteit en procédé op een metaforische wijze verbeeld.
– Frank van der Stok, kunsthistoricus –
Mede dankzij steun van het Mondriaan Fonds