Mulder heeft in de loop van zijn carrière een oeuvre ontwikkeld dat een dialoog aangaat met een traditie van Europese schilderkunst, die zich uitstrekt van de kinderen van Velázquez tot de vervormde figuren van Edward Munch. Met een iriserend palet leggen zijn portretten, zijn bloemenvazen en zijn stillevens de nadruk op psychologische aspecten (melancholie en euforie) en op een subjectieve dimensie van de beelden. Kunstcritica Roberta Smith van de New York Times situeert deze meest expressieve productie in de kloof tussen Raoul Dufy en Jackson Pollock. Dat wil zeggen tussen een in wezen figuratieve schilderkunst met traditionele thema's enerzijds, en het abstract expressionisme anderzijds. Zijn nieuwe werken leggen radicaal de nadruk op de materialiteit van de schilderkunst, die op een fysieke manier wordt opgevat. Het gebaar is opvallend breed, snel en alomtegenwoordig. De spiraalvormige penseelstreken, grafisch-achtige, retro modernistische markering brengen een eigentijds randje aan dit genre.
De schilderijen van Gerben Mulder zijn van figuren die gevangen zijn op het moment van verkrampte duisternis met hun lichaam en hun verlangens die op een rijpe suggestieve manier naar buiten hangen. De stompzinnige seksualiteit en hints van tovenarij zijn allemaal onderdeel van Mulder's schildertaal die de donkere kant van de menselijke ervaring verkent. Mulder's werken resoneren met vandaag en wat we beleven, alles barst en ontspringt overal. Gelukkig zien we bij Mulder licht aan het einde van de tunnel.
Mulder's benadering is vrij en speels. Zijn personages zijn half-man of half-vrouw, half-zwart of half-wit, zijn boeketten zijn bloemenfantasieën die de regels van de natuur tarten.
Mulder creëert beelden die deuren worden naar een andere wereld, en daar begint de reis.