Le Singe Peintre – Stefan à Wengen
In 1740 schilderde Jean Baptiste Siméon Chardin een kleine afbeelding* van een aap – hier een van de makisoorten – goed gekleed en met een tweehoornige hoed op zijn hoofd, zittend voor het doek met een penseel en palet en de figuur achter hem rechts probeerde te schilderen. Het werk toont de kunstenaar dus als een aap die, in plaats van te creëren, alleen maar kan verbeelden. Of nog gemener: hij toont de kunstenaar als een aap die zich kan aanpassen en die zich wil schikken naar kritiek. Het gerucht gaat ook dat Chardin met deze foto zijn zwijgende beeldkritiek uitdrukt op minder belangrijke collega’s die echter vóór hem een gratis koninklijk pensioen kregen in het Louvre.
Zelfs de Romeinse geleerde Plinius de Oudere, die een hoge reputatie verwierf door zijn encyclopedisch werk over natuurlijke historie, beschrijft het kenmerk van de aap als een dier met mensachtige trekken en met de gewoonte om voortdurend mensen te imiteren, als een soort karikatuur van hen. De bestiaria van de Middeleeuwen associëren de aap echter met het beeld van de duivel en het kwaad en benadrukken daarmee het kwaadaardige en oppervlakkige karakter ervan.
Ondanks dit alles – of misschien juist om deze redenen – heeft de aap herhaaldelijk zijn motief in de schilderkunst gevonden, zowel bij de oude meesters als in de moderne tijd tot op de dag van vandaag. In de zogenaamde Les SingeriesVan de 17e tot de 19e eeuw nam de aap zelfs volledig menselijke rollen op zich, zoals die van bezoekers van herbergen en hun drinkgelagen, die van wereldreizigers of die van mensen die hun pijp puffen in een rooksalon, zoals te zien is in schilders als Ferdinand van Kessel (1648 – 1696), David Teniers (1610-1690) of Sir Edwin Landseer (1802-1873). Maar qua context is de meest consistente Chardin, die de aap in zijn voorliefde voor mimesis toont als een soort hersenloze imitator, die soms goed en soms slecht schildert, net zoals het toeval dicteert.
Net als bij mijn Ghost Portraits (2005) en de originele goeroes(2014 – 2017) Strikt genomen, en herkenbaar aan de hand van collages, produceer ik eerst vervalsingen, die dan weer originelen worden door de implementatie in de schilderkunst met hun gegarandeerde waarheidsclaim. In de serie Le Singe Peintre gebruik ik echter portretschilderijen van kunstenaars als Frans Hals, Rembrandt, van Eyck of Bruyn, waarbij ik de hoofden en handen verwissel voor die van een primaat. Het is een spel vergelijkbaar met wat mijn landgenoot Rémy Zaugg op conceptueel abstract niveau speelde met zijn Le Singe Peintre -serie (1981), in die zin dat hij niet het beeld maar eerder het idee van de Singe Peintre en daarin als een regisseur, aap, acteur en auteur ineen.
Heb ik een aap, misschien een met het syndroom van Stendhal , opdracht gegeven om een aap zoals hij te schilderen als Van Eyck-schilderij? Zijn de foto’s mogelijk een voorouderlijke galerij van latere verwanten van de maki Chardins? Of ben ik het zelf, die schijnbaar een spel speelt en in de rol van een mens glijdt om de oude meesters “onbewust” en met plezier te imiteren? Is het de rol van de primaat die zich toch zeer bewust is van zijn onbewuste? Of worden mijn apenportretten zelfs maar een spiegel voorgehouden als een gebroken, ironisch gebaar naar kritiek en de kunstwereld, vergelijkbaar met Chardins woede en onvrede jegens bepaalde collega’s en influencers in de culturele sector? Prima primaten!
* Jean Baptiste Siméon Chardin; Le Singe Patre ; 1740; Olieverf op canvas; 73 x 59,5 cm; Louvre, Parijs