Het werk van Ruth van Beek komt voort uit haar steeds groter wordende archief. De afbeeldingen, voornamelijk uit oude fotoboeken, zijn haar hulpmiddelen, bronnenmateriaal en context. Van Beek grijpt fysiek in op de foto's. Door vellen papier te vouwen, te snijden of toe te voegen, herschikt ze en manipuleert ze het beeld totdat haar interventies het universum openbaren dat in hen ligt. Alleen door suggestie triggert van Beek de verbeelding, en daarmee het ongemak, van de toeschouwer: passieve menselijke handen worden bezield, objecten veranderen in karakters en abstracte vormen komen tot leven. De originele afbeelding is mogelijk uit de context gehaald, maar de bekende beelden - de formele fotografie van een instructieboek, een duidelijk weergegeven object of een gefaseerde actie - blijven herkenbaar en spreken daarmee tot ons collectieve geheugen. Contrasterende elementen gaan in gesprek in het werk van Van Beek: het dode verleden dat tot leven komt; het letterlijke en het abstracte; expressief weergeven en verbergen; zowel de beperking als de eindeloze mogelijkheid van een archief. Hierbij sluit Van Beek zich aan bij een nieuwe generatie kunstenaars die, door beperking te vinden in gesloten archieven, een tegengewicht vormt voor de onbeperkte beschikbaarheid van informatie. De constante organisatie van de wereld om haar heen krijgt zelfs een letterlijke weergave in het werk van Van Beek: de herschikkende handen van instructieboeken verschijnen en verschijnen weer, als een zelfportret van de kunstenaar als een schepper.
De situatiekamer
De afbeeldingen in het archief van Ruth van Beek zijn voortdurend in gesprek. Herhaling, rijm, toevalligheden en parallellen vormen het alfabet van een obscure taal. Van Beek herschikt de foto's om gloednieuwe afbeeldingen te maken, maar benadrukt de gesprekken tussen hen. Hetzelfde geldt voor de aankomende solotentoonstelling van Van Beek in The Ravestijn Gallery, waarin de groteske figuren die 'de situation room' bevolken, met elkaar praten. Ze maken deel uit van een scène, reageren op de kamer alsof ze een Grieks refrein zijn, of confronteren de kijker rechtstreeks. Van Beek subtiliteit transformeert de tentoonstellingsruimte in een uitbundig en onheilspellend carnaval. Abstracte vormen worden tot leven gebracht en zorgen voor een cast van overdreven personages, waardoor de hele kamer in een maskerade verandert.