Daar waar fotografie, binnen de kaders van het beeld, tijd en beweging dikwijls tot stilstand brengt, gebruikt Kuno Grommers (1946) de camera juist om de ruimtelijke dynamiek van statische beelden te vangen. Abstracte, geometrische vormen en grote kleurvlakken zijn het uitgangspunt van de installaties, die de wetten van de zwaartekracht lijken te overtreden. De optische illusies, die ons waarnemingsvermogen op de proef stellen, zijn het resultaat van Grommers’ innovatief spel met twee belangrijke pijlers van de fotografie: licht en donkerte. Aan dit gezichtsbedrog is geen digitaal bewerkingsprogramma te pas gekomen, aangezien Grommers een analoge werkwijze heeft.