Symmetrie vormt de ruggengraat van Raymond Lemstra's werk, waarin – gescheiden door een verticale lijn die de voorstelling spiegelt – steeds twee cirkels terugkeren. Deze basisvormen voorkomen volledige abstractie; ze laten zich onvermijdelijk lezen als ogen. ‘De vorm is zo ingebed in onze beeldtaal als teken voor een oog, dat we dat er bedoeld of onbedoeld direct in herkennen.’ Ondanks dit verschijnsel van menselijke herkenning (pareidolia), waardoor maskerachtige ‘portretten’ met een eigen karakter en expressie ontstaan, laat hij een narratief volledig achterwege. In een associatieve opeenvolging van handelingen bepaalt de plaatsing van de ene vorm de volgende.