Wouter Paijmans verruilde onlangs het penseel voor naald en draad. De kunstenaar richt zich op de productie van schilderijen en distilleert visuele kwaliteiten van de westerse consumptiemaatschappij. De melancholie van verlaten winkels, lege etalages, verkoop van overtollige voorraad en namaakkleding zijn terugkerende elementen van massaconsumptie die in zijn werken verschijnen.
De kunstenaar plaagt zichzelf in verveling door kopieën van originele textielpanelen te reproduceren. Deze methode om herhaaldelijk hetzelfde te maken introduceert het begrip ‘confectie schilderen’: het gebruik van ‘origineel’ werk als een blauwdruk voor ‘imitaties’. Paijmans fungeert zowel als de coupeur als de beheerder van zijn eigen sweatshop.
Tijdens de repetitieve taak om confectieschilderijen te produceren, smacht de kunstenaar naar de ‘aura’ van het origineel, terwijl hij elke kopie maakt. Wat blijft er uiteindelijk over van de praktijk van een kunstenaar wanneer men zijn eigen werk ontleedt en het steeds opnieuw reproduceert?