Ik werk sinds de jaren ‘90 met Japans papier. Dit handgeschepte papier – vervaardigd in kleine familiebedrijven – heeft zo z’n eigenaardigheden. Het is flexibel, eigenzinnig, kwetsbaar, sterk en vergankelijk. Dit “witte ”papier is zuiver en bescheiden in z’n aanwezigheid, zonder betekenis te hebben.
Ik maak gebruik van drie benaderingen in de omgang met dit papier.
1. Vouwen.
2 Het snijden van zeer smalle stroken om deze vervolgens te draaien.
3. Het prikken van gaatjes zodat het licht er doorheen kan.
Het fascineert mij hoe je iets, wat bijna niet is, toch zichtbaar kunt maken. Door ritme en herhaling. Het is spannend om de grens op te zoeken. Hoe klein ook, er ontstaat altijd een beeld.
Licht- zonlicht levert een belangrijke bijdrage. Het zorgt voor schaduw en vult de ruimten Het kan hard zijn of juist zacht, maar is altijd aanwezig. Het licht krijgt vrij spel.
Ik teken met Oost-Indische inkt. Net als de werken van papier gaat het om ritme en herhaling.
Hoe zwart ze ook lijken, altijd schemeren er lichtpuntjes doorheen. In het bijna niets ontstaat een beeld.
Het werk wordt niet beschermd door glas, en mag dus zijn zoals het bedoeld is. Hier gaat de tijd langzaam overheen. Beetje bij beetje, niet daadwerkelijk waar te nemen. Er ontstaat een nieuw soort spanning, in loslaten en accepteren deze keer.
Het kleine gebaar, weinig woorden.
Het bijna niets, de stilte, concentratie in ritme en herhaling.
Het resultaat
De tijd glijdt eroverheen
Niets is voor de eeuwigheid.
Atie Pruijssers, april 2025