De ultieme zoektocht naar eenvoud, helderheid en het symbolische karakteriseren het minimalistische oeuvre van Ad Dekkers. Zijn fascinatie voor de getekende lijn bracht hem op de verkenning van de derde dimensie, die hij bereikte door zaagsneden toe te passen in perfect gladde panelen of door panelen op elkaar te monteren in een gedefinieerd patroon.
Tijdens zijn opleiding aan de Rotterdamse Academie raakte Dekkers gefascineerd door het werk van Piet Mondriaan, Ben Nicholson en Hans Arp. De beeldtaal van deze kunstenaars zou een levenslang leidend principe blijven in Dekkers' oeuvre. Hij woonde in Gorinchem, waar hij bevriend raakte met Peter Struycken, Jan van Munster, Ewerdt Hilgemann en Marinus Boezem, die allemaal onderdeel werden van de Nederlandse abstracte avant-garde uit de jaren zestig en zeventig.
Het werk van Dekkers bleef tijdens zijn korte leven niet onopgemerkt. Tentoonstellingen in de Amsterdamse avant-garde galerie van Riekje Swart verspreidden zijn bekendheid en hij werd via Jean Leering, directeur van het Eindhovense Van Abbemuseum, uitgenodigd om deel te nemen aan diverse grote internationale tentoonstellingen, waaronder de São Paulo Biënnale van 1967 (samen met Jan Schoonhoven en Peter Struycken) en de 4. documenta uit 1968 in Kassel. In 1973, een jaar voor zijn vroege dood, had hij zijn eerste en enige tentoonstelling in New York met Rosa Esman Gallery.
Het oeuvre van Ad Dekkers is vrij beperkt tot zo'n 300 reliëfs, vervaardigd tussen 1962 tot 1974.