Waar komt de fascinatie van het zelfportret in de kunst vandaan? Van Jan van Eyck (een ‘vermoedelijk’ zelfportret met prachtige, rode tulband uit 1433), Catharina van Hemessen (met het eerste vrouwelijke ‘Zelfportret aan de ezel’ uit 1548), Diego Velazquez, Rembrandt van Rijn, Thérèse Schwartze, Mondriaan en Picasso tot Cindy Sherman, Sarah Lucas, Maurizio Cattelan, Yue Minjun, Zanele Muholi, Erwin Olaf - om er een aantal te noemen -, allemaal waren ze bezig met het maken van zelfportretten. Om verschillende redenen. Sommige kunstenaars portretteren zichzelf in een poging in contact te komen met hun ware ‘gezicht’, of om zich niet te hoeven concentreren op het onderwerp en zich te kunnen focussen op de schildertechniek, de expressie, de compositie. Anderen maken zelfportretten waarin ze zelf als het ware verdwijnen omdat ze een andere rol aannemen, denk aan de foto’s van Cindy Sherman die gaan over de verschillende identiteiten waarin de vrouw in de media en in de maatschappij wordt geportretteerd en waarbij ze zichzelf als uitgangspunt neemt. In de strikte zin van het woord zijn dit geen zelfportretten maar studies naar identiteiten waaraan het ‘zelf’ ondergeschikt wordt gemaakt. Interessant zijn ook de zelfportretten die de Britse Tracey Emin (57) maakte tijdens haar kankerbehandeling en met het publiek deelde met de mededeling ‘Dit is wie ik ben’. Maar dat is een verhaal apart. Ik beperk me hier tot de vraag hoe je het zelfportret kunt definiëren: als een onderzoek naar je diepste zelf? Als een poging jezelf anders voor te doen dan je bent? Als een ideaal beeld of juist als een anti-thèse? En als je al weet wie je in wezen bent, hoe ziet dat eruit in een zelfportret? Laten we afsluiten met een uitspraak van John Berger, de beroemde auteur van 'Ways of Seeing' uit 1972: 'To be naked, is to be oneself.'