Galerie Maurits van de Laar bestaat 30 jaar en om daarbij stil te staan, pakt de Haagse galerie uit met maar liefst drie groepstentoonstellingen. Op afspraak is nu Equipe 2 te zien met werk van onder andere Marcel van Eeden, Robbie Cornelissen, Martin Assig, Tobias Gerber en Nour-Eddine Jarram. “Ik moet bij een kunstenaar in de ziel kunnen kijken, wat dat ook moge betekenen, maar dat voel je meteen.”
Eerder dit najaar was Equipe 1 te zien, nu deel 2 en vanaf 15 januari Départ – een groepstentoonstelling met alle kunstenaars die Van de Laar vertegenwoordigt. Equipe 2 toont werk van maar liefst 19 kunstenaars. In meerderheid gaat het om betrekkelijk kleine werken op papier, maar enkele kunstenaars brachten een groter werk in. Van de Laar heeft de reputatie de tekengalerie van Nederland te zijn, maar daar valt volgens de galeriehouder wel wat op af te dingen. Al was het maar omdat hij ook schilders als Andrea Freckmann, Erik Pape en Ronald Versloot heeft en Christie van der Haak brengt die een cross over maakte van schilderen naar het ontwerpen van patronen. Daarnaast is er de Oostenrijkse beeldhouwer Elmar Trenkwalder en Zeger Reyers die vaak met levend materiaal als paddenstoelen werkt.
Uit de gevarenzone
Met een aantal van de kunstenaars in de tentoonstelling werkt Van de Laar al sinds begin jaren ‘90 samen. Van de Laar: “Marcel van Eeden was nog net niet afgestudeerd toen ik hem in 1993 voor het eerst toonde op de KunstRai. Dat was ook mijn eerste beurs. Er viel een kunstenaar uit en toen heb ik Marcel gevraagd, want ik had zijn werk al gezien bij het Haags Centrum voor Actuele Kunst van Philip Peters. Het bleek een voltreffer, want het gonsde over de beurs: heb je die kleine tekeningen gezien?
“De eerste jaren zijn voor een galerie natuurlijk financieel lastig en met Marcel had ik ineens iemand die begon te verkopen. Toen ik vijf jaar bestond, stuurde zijn Amsterdamse galeriehouder, Michiel Hennus, mij een fax met de tekst: “Gefeliciteerd met het passeren van de eerste gevarenzone.”
Ook is er werk te zien van Diederik Gerlach met wie Van de Laar al vanaf het begin samenwerkt. Geïnspireerd door de Duitse Biedermeier schilder Carl Spitzweg maakte Gerlach vier kleine olieverfpaneeltjes. Net als de figuren van Spitzweg hebben de wandelaren van Gerlach iets karikaturaals. Een lange nek, een zwierige pas, een verstrooide blik. Aan humor ontbreekt het sowieso niet, want Gerlach schilderde bij iedere figuur een plattegrond die min of meer correspondeert met hun karakter. Zo heeft de flanerende vrijgezel die neerkijkt op de burgerlijke stellen een kronkelig en wispelturig labyrint en de jezuïet een rechtlijnig doolhofje dat overeenstemt met het hermetische wereldbeeld van een monnik.
Overdrachtelijke cartografie
De tekeningen van landkaarten met bootjes van Stan Klamer raken voor Van de Laar aan de rode draad van de tentoonstelling. “Klamer maakt een soort cartografie in overdrachtelijke zin. Zijn atelier zit aan het IJ dus hij ziet zijn onderwerp de hele dag aan zich voorbijvaren. De kaarten, vaak met ingewikkelde patronen, zijn voor hem echter een manier om zijn gedachten en zijn blik op de wereld te ordenen.”
Klamers werk sluit dan ook naadloos aan op de voorkeuren van Van de Laar: “Ik ben nauwelijks geïnteresseerd in kunst die gaat over formele of esthetische overwegingen, laten we zeggen, abstracte kunst. Ik wil graag iets van de gedachtewereld en emoties van de kunstenaar zien. Dan kom je al vrij snel op verhalende figuratieve kunst.”
Sankt Paul
Het persoonlijke en verhalende aspect komt het sterkst terug in de St Paul-serie van de Duitse kunstenaar Martin Assig. De naam van de serie is een verwijzing naar Paul Klee, vertelt Van de Laar. “Niet een letterlijke verwijzing, maar wel in de diversiteit van stijlen en idiomen die hij naast elkaar gebruikt in zijn werk. Dat deed Paul Klee ook, die kon ook op vijf borden tegelijk schaken.“
Assig begon deze serie, nadat hij ernstig ziek was geweest. Hij wilde iets maken waarin hij volledig vrij zou zijn. Het werd een doorlopende serie waarvoor hij Paul Klee heiligverklaarde, Sankt Paul. “In wezen gaat deze serie over wat het betekent om mens te zijn: over angst, over de liefde, over de dood, maar er zit ook humor in. Het is heel spiritueel en dat voel je meteen. Dat zoek ik altijd op; ik wil voelen dat iemand een eigen bron heeft, een eigen wereld. Juist omdat het zulk persoonlijk werk is, zit er iets tegelijk iets algemeens in wat mensen herkennen en direct aanspreekt.”