Heeft u kunst van huis uit meegekregen?
Een jeugdvriendin van mijn moeder, Els Grobben, had gestudeerd aan de KABK Den Haag. Van haar kregen ik en kinderen uit de buurt op zaterdag les, we noemden het de ‘knutselclub’. We leerden daar boetseren, schilderen, tekenen en linoleum snijden; ik heb daarbij nog een keer enorm in de muis van mijn hand gesneden. Het liefste tekende ik, vaak heel gedetailleerd. Ik weet nog goed dat ik ontdekte dat je dingen van bovenaf gezien kon weergeven. Ik tekende dan eindeloos veel racewagens op een circuit waar je van boven op neerkeek.
Hoe bent u in aanraking gekomen met de kunstwereld?
Mijn ouders namen mij en mijn broer en zus mee naar musea en kochten zo nu en dan kunst. Een van de werken was ‘De Psychometriste’ van Herman Berserik, een schilderij van een vrouw met boodschappentas in een straat in de Schilderswijk, dat was eigenlijk een portret van zijn moeder. Het schilderij is niet bij een galerie gekocht, maar waarschijnlijk bij de Haagse Kunstkring of Pulchri. Berserik kwam het werk bij ons thuis brengen. Omdat wij nog klein waren, vertelde hij dat hij nog een door hem beschilderde poppenkast had, die kochten mijn ouders toen ook. Ik herinner me dat ‘De Psychometriste’ werd uitgeleend voor een overzichtstentoonstelling in het Haags Gemeentemuseum. Toen ik daar met mijn moeder heenging, was toevallig ook Berserik op zaal, waar hij had afgesproken met Carel Willink en Mathilde, die twee maakten flink indruk op mij.
Wat was uw eerste betrekking in een galerie? Of bent u gelijk zelf een galerie gestart?
Will Lutz – met wie ik in Leiden kunstgeschiedenis studeerde – had al een galerie toen hij aan zijn studie begon. Ik paste wel eens op zijn galerie, als hij weg moest. Door hem raakte ik nieuwsgierig naar hoe een galerie werkt, hoe je je kunstenaars vindt en een publiek opbouwt. De echte trigger om zelf een galerie te starten, kwam toen ik voor mijn afstudeerscriptie de Duitse kunstenaar Markus Lüpertz interviewde. Het contact met hem had ik via galeriehouder Michael Werner gelegd. Toen ik Werner in Keulen bezocht en schilderijen van A.R. Penck, Georg Baselitz en Don van Vliet zag, was ik zo onder de indruk dat ik op de terugreis heel naïef dacht: zo’n galerie wil ik ook. Een galerie van de statuur Michael Werner is in Nederland met zijn veel kleinere markt natuurlijk onmogelijk, maar in 1991 opende ik mijn galerie aan het Westeinde in Den Haag, waar ook Galerie Van Kranendonk en Nouvelles Images gevestigd waren. De galerie is nu in de Herderstraat gevestigd en bestaat inmiddels dertig jaar, ik vier dat jubileum met twee groepstentoonstellingen: ‘EQUIPE 2’ loopt tot 24 december. In januari 2022 organiseer ik nog een groepstentoonstelling: ‘Départ’, daar zitten dan alle kunstenaars van de galerie tegelijk in.
Hoe zou u het profiel van uw galerie willen omschrijven?
Door kunstenaars als Marcel van Eeden, Robbie Cornelissen, Karin van Dam en Dirk Zoete sta ik bekend als de ‘tekeningen galerie’. Maar ik representeer ook de fantastische beeldhouwer/keramist Elmar Trenkwalder en schilders als Ronald Versloot, Andrea Freckmann of Zeger Reyers, die spectaculaire installaties maakt met organische materialen of stapels porselein. De rode draad is denk ik het persoonlijke engagement en de emotie van de kunstenaar dat ik in het werk moet kunnen zien. Ik ben minder geïnteresseerd in formele of esthetische aspecten in de kunst.
Wat vindt u het mooiste aspect van het vak galeriehouder?
Het contact met de kunstenaar en de ontwikkeling van het werk dat je van dichtbij meemaakt. Je bent met de kunstenaar de eerste die het nieuwe werk ziet, je moet proberen om het te duiden en te verwoorden, zodat je je publiek kunt informeren en overtuigen. Als galeriehouder ben je intermediair, je opent de deur naar de wereld van de kunstenaar.
Met welke galeries voelt u zich nationaal/internationaal verwant?
Elke galerie heeft zijn eigen signatuur en karakter, maar ik ben fan van de eigenwijsheid en humor van Cokkie Snoei, de constante kwaliteit van Galerie Akinci, en van de jongere collega’s Dürst Britt & Mayhew, die in korte tijd een internationaal opererende galerie hebben opgezet. In het buitenland werk ik samen met de Parijse galerie Bernard Jordan, die ook veel tekenaars heeft, en ik ben onder de indruk van Galerie Sofie Van de Velde, die met grote inzet haar galerie voert en een jong publiek probeert te interesseren voor actuele kunst.
In een ideale wereld: welke kunstenaar zou u het allerliefst vertegenwoordigen?
Ik zou graag een keer met Jockum Nordström werken, een geweldige Zweedse tekenaar.
Wat is er veranderd in de kunstwereld sinds u uw eerste stappen zette?
Toen ik begon, was er nog geen internet of email; de digitalisering heeft alles enorm versneld en toegankelijker gemaakt. Het is gemakkelijker om te communiceren en je publiek te bereiken, maar het heeft ook een stortvloed aan informatie op gang gebracht die niet per se goed is voor de kunst. Je krijgt zoveel te zien dat er een soort beeldinflatie ontstaat waarin meer verstilde werken ten onder kunnen gaan. Ook het aantal beurzen is vanaf eind jaren negentig enorm toegenomen, waardoor je in een soort rat race belandt waarin vaak wordt gekozen voor spektakel en er weinig plaats is voor diepgang of introspectie.
Wat/wie verzamelt u zelf?
Voornamelijk werk van mijn eigen kunstenaars, zoals Martin Assig, Marcel van Eeden en Ed Pien.
Heeft Corona uw denken over de kunstwereld beïnvloed?
Corona heeft het hoge tempo waarin beurzen en tentoonstellingen elkaar opvolgen doorbroken. Eigenlijk is dat een goede ontwikkeling, waarin er meer ruimte is voor een soort ‘slow art’ en je de tijd kunt nemen om je publiek een op een te informeren.
Dankzij de time slots voelen bezoekers ook dat ze meer persoonlijke aandacht krijgen. Een opening van een tentoonstelling is nu bij mij bijvoorbeeld van 12:00 tot 17:00, waardoor je je publiek beter kunt spreiden en je bezoekers één voor één kunt spreken. Voor corona was het op een vernissage rond 16:30 uur stampvol en kon je onmogelijk iedereen voldoende aandacht geven. Ik hoop dat die ruimte voor concentratie en aandacht ook na de corona tijd blijft bestaan.