Heeft u kunst van huis uit meegekregen?
Neen.
Hoe bent u in aanraking gekomen met de kunstwereld?
Vanaf mijn veertiende jaar ging ik elke week op zaterdag naar de kunstacademie om lessen schilderen en tekenen naar model te volgen. Ik geraakte tijdens de lessen kunstgeschiedenis enorm geboeid door kunstenaars als Vincent van Gogh, Henri de Toulouse-Lautrec, Pieter Breugel en Jheronimus Bosch. De romantiek die rond die kunstenaars hangt, speelde daarin ook een belangrijke rol. Het ‘anders zijn’ en ‘anders kijken’ sprak mij enorm aan.
Wat was uw eerste betrekking in een galerie? Of bent u gelijk zelf een galerie gestart?
Ik bracht regelmatig bezoeken aan verschillende galerijen, maar ik was er nooit op een professionele manier mee bezig. Ik ben zelf met een galerij begonnen uit de liefde voor kunst en omdat we een huis hadden gekocht op het Antwerpse Zuid, waarvan we benedenverdieping konden gebruiken als tentoonstellingsruimte. Ik kende de kunstmarkt niet en was naïef genoeg om te denken dat mooie werken en goede tentoonstellingen zouden resulteren in verkoop. Het heeft drie tot vier jaar geduurd voor iemand een werk kocht.
Ik heb veel opgestoken van anderen, zoals uit het contact met Bernd Lohaus, kunstenaar en eigenaar – samen met Anny De Decker – van de Wide White Space gallery in Antwerpen. Een galerie die met alle topkunstenaars had gewerkt: Joseph Beuys, Marcel Broodthaers, Panamarenko, Carl Andre... Hun aanpak heeft zeker in het begin mijn houding bepaald.
Hoe zou u het profiel van uw galerie willen omschrijven?
In de beginperiode (jaren tachtig) van de galerij was het uitgangspunt dat de kunstwerken avant-garde moesten zijn. Ik toonde toen enkel architecten zoals John Körmeling of Rem Koolhaas, of kunstenaars die met installaties bezig waren, zoals Patrick Van Caeckenbergh en Anne-Mie Van Kerckhoven. Met drie van die kunstenaars werken we nog steeds samen. In 1988 ben ik met de eerste schilder – Raoul De Keyser – in zee gegaan, de start van een parcours waarin we vele mooie samenwerkingen hebben opgebouwd met ondertussen grote, erkende kunstenaars. Die langdurige samenwerkingen zijn heel betekenisvol voor mij; zo vieren we bijvoorbeeld in januari 2022 onze 40-jarige samenwerking met Anne-Mie Van Kerckhoven.
Tegelijkertijd bouwen we ook aan nieuwe mogelijkheden met opkomende kunstenaars, zoals bij onze huidige OFF ROAD II show. Ik heb het altijd heel belangrijk gevonden om deel te nemen aan verschillende internationale beurzen in Basel, Hong Kong, New York, Miami, Parijs, Londen etc omdat de galerij niet in een grootstad is gevestigd. Die combinatie – van lokaal en internationaal, opkomende en gevestigde waarden – is heel belangrijk voor de galerij.
Wat vindt u het mooiste aspect van het vak galeriehouder?
Het mooiste aspect is ongetwijfeld goede kunstenaars ontdekken en samen aan de visibiliteit van het werk en het ‘platform’ te werken. Er is een afhankelijkheid en vertrouwen langs beide kanten, je bouwt samen iets op. Je maakt bepaalde keuzes en blijft daar achter staan, alle beslissingen die we maken zijn voor de lange termijn bedoeld.
Met welke galeries voelt u zich nationaal/internationaal verwant?
Dat wisselt, maar zeker met de galeries die de samenwerking met hun kunstenaars hoog in het vaandel dragen en waar we ook mee samen werken op internationaal niveau: Tanya Bonakdar, David Zwirner, Gallery Koyanagi in Tokyo, Mendes Wood, Sprüth Magers etc.
In een ideale wereld: welke kunstenaar zou u het allerliefst vertegenwoordigen?
Ik ben blij dat we een aantal topkunstenaars vertegenwoordigen wiens werk zich bevindt in de collecties van de belangrijkste musea ter wereld, zoals Marlene Dumas, Luc Tuymans, Mark Manders, Jack Whitten, om er een paar te noemen. Ik had ook graag samengewerkt met bijvoorbeeld Thomas Schütte of Robert Gober.
Wat is er veranderd in de kunstwereld sinds u uw eerste stappen zette?
De snelheid is enorm veranderd. Vroeger stuurden we een ‘ektachrome’ of dia van een kunstwerk met de post naar de VS en moesten we weken wachten om te horen of de verzamelaar het werk in kwestie wilde aankopen. Nu sturen we digitale previews uit en kan een werk in een fractie van een seconde gekocht worden. De globalisering van de kunstwereld vind ik enorm boeiend.
De prijzen voor hedendaagse kunst zijn ook exponentieel gestegen, soms lijkt het niet in proportie tegenover bepaalde Oude Meesters.
Ook de macht van sommige galleries ten opzichte van musea is een nieuwe realiteit. Sommige musea en biënnales hebben de budgetten niet meer om te tonen wat ze willen, topgaleries kunnen daarop veel invloed uitoefenen. En daarin moet je als kleinere galerie je plek zoeken.
Wat/wie verzamelt u zelf?
Toen ik begon te verzamelen waren dat vooral kunstenaars die de galerie vertegenwoordigt, maar ook werk van oudere Belgische meesters die nog steeds ondergewaardeerd zijn: Edgard Tytgat, Jean Brusselmans, Paul Joostens. Deze kunstenaars hebben naar mijn mening een hele unieke beeldtaal.
Heeft Corona uw denken over de kunstwereld beïnvloed?
In het begin dacht ik dat we minder zouden gaan reizen, maar naderhand ontdekte ik dat fysieke ontmoetingen toch heel waardevol zijn, zeker als je werk van een onbekendere kunstenaar probeert uit te leggen en te verkopen. We vonden het fysieke aspect van kunstbeleving zo belangrijk dat we tijdens de pandemie beslist hebben om onze oude ruimte op het Zuid in Antwerpen te heropenen en zo de werken uit de talrijke ‘Online Viewing Rooms’ echt te kunnen presenteren. Sindsdien hebben we een tweede locatie. Wanneer het KMSKA aan de overkant volgend jaar de deuren opent, kunnen we ook met hen dan een dialoog opstarten.