Heeft u kunst van huis uit meegekregen?
OB: Mijn ouders namen me wel eens mee naar musea, maar kunst had zeker geen centrale plaats tijdens mijn jeugd. Desalniettemin was mijn grootmoeder langs vaders kant een kunstenares uit Latem, die voornamelijk paarden in brons maakte en verdronken steden schilderde. De geur van olieverf komt me wel altijd zeer bekend voor als ik een atelier binnen wandel, het roept een nostalgisch gevoel op.
CU: Nee, niet meteen in directe vorm, ik ben opgegroeid met drukbezette ouders die heel veel finesse toonden voor esthetiek, maar geen van beiden heeft een academische opleiding genoten. Wel heb ik steeds het voordeel gehad dat reizen bij ons bovenaan stond, waardoor ik al als kind veel Europese steden heb bezocht en zo ook diens historische plekken en musea. Mijn meest verse herinnering gaat terug naar het moment dat ik als 4-jarige reeds op het vliegtuig richting Venetië zat.
Hoe bent u in aanraking gekomen met de kunstwereld?
OB: Via ouders van een jeugdvriend, die verzamelden. Zij waren de eersten die me op een niet louter esthetische manier naar kunst deden kijken en me hebben meegenomen naar Venetië om de Biënnale te bezoeken.
CU: Ik verhuisde 22 jaar geleden naar Gent, waar ik terechtkwam in een kring van zeer creatieve mensen, vrienden, die wel elk op hun beurt in muziek, theater, kunst of fotografie actief waren – dat was een eerste aanzet.
Later ontmoete ik een gevestigde gallerist (ondertussen een hechte vriend), hij heeft me mede geïntroduceerd in de wereld van Belgische en internationale kunst.
Wat was uw eerste betrekking in een galerie? Of bent u gelijk zelf een galerie gestart?
OB: In 2011 ben ik als assistent van een kunsthandelaar begonnen die gespecialiseerd was in moderne Belgische schilders en daarna bij twee hedendaagse kunstgaleries. Ik heb ook nog een drietal jaar onder mijn eigen naam soloprojecten georganiseerd, voor ik samen met Christophe een programmatie heb uitgetekend waarbij de focus op de lange termijn lag en we op constante basis kunstenaars ondersteunen.
CU: Ik zocht de jaren erop (nadat ik in Gent was aangekomen) vaak naar samenwerkingen met kunstenaars; in het begin door ze een ‘podium/platform’ te geven in de events die ik opzette, en het is pas later dat dit zich uitte in enkele losse onafhankelijke samenwerkingen, zijnde tentoonstellingen.
Het zou dan nog eens vijf à zes jaar duren voor ik Oliver tegen het lijf zou lopen, en het idee van onze galerie vorm kreeg. Ik liep namelijk de voormalige ruimte van Barbé Urbain binnen, toen nog Barbé Gallery, op een zondag, een finissage was het denk ik… en de maanden erop zou ik nog af en toe langsgaan. Zijn ruimte intrigeerde me danig, we raakten steeds langer en dieper aan de praat, de klik kwam er pas echt na een nacht uit, samen, in Gent.
Hoe zou u het profiel van uw galerie willen omschrijven?
OB: We zijn nog een jonge galerie. We hebben vanaf het begin besloten om langzaamaan te groeien. De eerste twee jaar hebben we bewust gekozen om nog geen vertegenwoordiging voor te stellen aan kunstenaars, maar om ons te focussen op kwalitatief gecureerde tentoonstellingen. Dit gaf ons de ruimte om het vertrouwen te krijgen bij kunstenaars, doordat ze zagen dat we in staat zijn om een evenwichtige show op te bouwen. Ik zie onszelf als een transparante galerie waarbij de vertrouwensband tussen de galerie en enerzijds de kunstenaar en anderzijds de koper centraal staat. Zeker op lange termijn geloof ik dat dit voor een stevige basis zorgt om verder te groeien.
CU: Oliver Barbé en ik zijn gestart met het programma van Barbé-Urbain gallery in januari 2018. Waar er tijdens de groepstentoonstellingen beloftevol talent in combinatie met reeds meer gevestigde namen getoond wordt, ligt de focus bij solotentoonstellingen voornamelijk op opkomende – ondertussen door ons gerepresenteerde – kunstenaars uit binnen- en buitenland, die werk brengen uit verschillende domeinen.
Wat vindt u het mooiste aspect van het vak galeriehouder?
OB: Het opbouwen van tentoonstellingen. Zeker bij groepstentoonstellingen is het soms een uitdaging om alles op een evenwichtige manier in elkaar te doen klikken. Het moment dat je voelt dat het gelukt is en je tevreden door de galerie wandelt, geeft me altijd veel voldoening. Het projectmatige aan de planning van een seizoen bevalt me ook echt. Het is soms keihard doorwerken en lange dagen maken, maar het gebeurt altijd in vlagen. En last but zeker not least is het samen groeien met de kunstenaars waar je op vaste basis mee samenwerkt. Wanneer je merkt dat je enthousiasme voor de kunstenaars gedeeld wordt en er boeiende gesprekken ontstaan, waardeer ik dat enorm.
CU: De educatieve, ondersteunende rol met betrekking tot het begeleiden van artiesten in hun oeuvre en carrière enerzijds, en anderzijds de curatie van de werken op zich en het opzetten van een tentoonstelling of project.
Met welke galeries voelt u zich nationaal/internationaal verwant?
OB: Omdat we regelmatig groepstentoonstellingen opzetten, nodigen we vaak kunstenaars uit die reeds vertegenwoordigd zijn door andere galeries. Die samenwerkingen zijn volgens mij echt cruciaal de dag van vandaag. We hebben al met kunstenaars gewerkt van bijvoorbeeld Dauwens & Beernaert, Irene Laub, Baronian-Xippas, PLUS-ONE, Bruthaus, Keteleer en van de voormalige Deweer gallery. Door deze samenwerkingen ontstaat er altijd een vorm van respect en appreciatie, en met sommigen is dit ondertussen gegroeid tot goede vriendschappen.
Internationaal apprecieer ik Berthold Pott uit Keulen heel sterk. Een mooie programmatie en hij werkt ook op lange termijn met zijn kunstenaars samen. Ook met Catinca Tabacaru heb ik een goede relatie. Vorig jaar stopte ze haar galerie in New York om een nieuwe te openen in Boekarest, naast haar tweede locatie in Harare, in Zimbabwe.
CU: Geen, ik heb van nature nooit de neiging om hard rond te kijken of vergelijkingen te trekken met collega’s, ook al kan dat ter inspiratie dienen. Ik houd vast aan onze eigen weg! Ik heb wel bewondering voor privé initiatieven zoals ‘The Broad’ door Eli en Edythe Broad in LA, die hun collecties actief openstellen voor het grote publiek. Ook in België zien we kleinere privé-initiators zoals Tanguy Van Quickenborne, die hun collecties op een interactieve manier openstellen.
In een ideale wereld: welke kunstenaar zou u het allerliefst vertegenwoordigen?
OB: Olafur Eliasson. Het lijkt me fantastisch om de galerieruimte om te toveren tot een van zijn indrukwekkende installaties waarbij je compleet ondergedompeld wordt.
CU: Ai Weiwei. Ik ben fan van kunstenaars met een hoog socio-economische conceptuele benadering en vaak architecturale of megalomane sculpturale uitwerking.
Wat is er veranderd in de kunstwereld sinds u uw eerste stappen zette?
OB: Aangezien mijn eerste stappen in de secundaire markt waren, is er voor mij persoonlijk enorm veel veranderd in de laatste tien jaar, maar waar niemand over kan twijfelen is de invloed van het internet. Alles is zoveel transparanter geworden. Zelf mega-galeries delen hun prijzen soms online. Door corona is dit alleen maar toegenomen. Op zich vind ik dat een positieve evolutie. We steken dan ook veel tijd in het zo goed en professioneel mogelijk in beeld brengen van onze shows waarbij we de werken meestal laten inscannen bij Fotorama om geen kwaliteitsverlies te hebben. Naast de klassieke overzichtsbeelden maakt onze videograaf Shivadas complete walk throughs om ook online een idee van de totale tentoonstelling mee te geven.
Daarnaast heb ik toch het gevoel dat er meer aandacht en bereidwilligheid is om onder galeries samen te werken. Iets wat vroeger misschien minder gedaan werd en sterk vastgehouden werd aan de exclusiviteit van een galerie zonder enige afwijking. Een evolutie die ik ook alleen maar kan toejuichen.
CU: Geen idee. Ik weet dat het voor ons vrij snel gegaan is de laatste drie jaar, dus ik vermoed dat dit ook meteen een antwoord is op de vraag, de afgelopen periode heeft ongetwijfeld voor veel kunstenaars, galeristen en curators als een katalysator gediend.
Wat/wie verzamelt u zelf?
OB: Aangezien ik zelf nog vrij jong ben, is mijn collectie nog bescheiden. Buiten enkele uitzonderingen ligt de focus eerder op kunstenaars die we zelf tonen.
CU: Kill your darlings, haha… nee, werk dus van onze eigen artiesten en vrienden. Maar ik houd zoals reeds net aangehaald van werk met een sociaal onderbouwd karakter of een architecturale inslag. Voorbeelden uit mijn collectie: Adriaan Verwée, Frederic Geurts, Bram Vanderbeke, Tamara Van San, Sybren Vanoverberghe, Middernacht & Alexander...
Heeft Corona uw denken over de kunstwereld beïnvloed?
OB: Niet echt, buiten het feit dat het een katalysator was voor het reeds toenemende belang van online presentatie heb ik niet het gevoel dat Corona disruptief geweest is voor de kunstwereld. Talent en kwaliteit zal altijd blijven bovendrijven en een plaats opeisen.
CU: Nee, focus had ik mezelf al opgelegd in 2019 en toen ging de wereld in pauze. Ik heb enkel nog meer bevestiging gekregen dat focus en vertragen goed is voor ieder van ons.