Heeft u kunst van huis uit meegekregen?
Mijn vader was een buitenbeentje tussen zijn elf broers en twee zussen. Terwijl iedereen studeerde voor dominee – of zichzelf opwerkte tot supermarkteigenaar – lag mijn vader ziek op bed met zware migraine aanvallen. Zijn jeugd bracht hij vanwege de dreiging van tewerkstelling in een traumatische oorlog door met het lezen van literatuur en poëzie. In de jaren daarna kwam zijn belangstelling voor beeldende kunst. We zijn opgegroeid tussen schilderijen en sculpturen, en de weekenden werden van jongs af aan gevuld met bezoek aan musea en tentoonstellingen door het hele land. Hij is ook gaan verzamelen, werk van CoBrA-kunstenaars en figuratieve kunst van onder andere Rudi Bierman. Over kunst werd thuis altijd gesproken. Mijn vader hield van het anders zijn. In het christelijke, burgerlijke milieu waarin wij opgroeiden was hedendaagse kunst automatisch rebels en tegen de heersende moraal. Diep in zijn hart was hij dat ook en hield hij van het obstinate.
Hoe bent u in aanraking gekomen met de kunstwereld?
Thuis was ik als lastige puber gek op alles dat mijn vader over Provo had verzameld. Ik ben van 1959, dus voor Provo ben ik net te jong geweest, maar hun houding en acties kwamen op mij over als waren het revolutionairen, alsof ze de wereld wezenlijk veranderen, en ik smulde van alles wat daarover in drukvorm was overgebleven. Later hadden we natuurlijk nog punk, maar in mijn ogen was dat altijd maar een slap aftreksel van Provo, al was de muziek van Provo natuurlijk een stuk minder. Ik ben naar de Rietveld academie gegaan op mijn 21e en kwam daar in contact met gelijkgestemden, onnozelen en getalenteerden. Het was een opleiding in de praktische kunstbeoefening, en tegelijkertijd een speelplaats om het altijd over kunst te hebben en me er een weg in te vinden. Ik heb het afgemaakt, maar kwam er al snel achter dat het leven als kunstenaar niet voor mij was bestemd. Ik maakte geen slecht werk en had er plezier in, maar er miste iets wezenlijks. Ik ben toen Kunstgeschiedenis gaan studeren, een tijd waar ik met veel plezier op terugkijk. Langzaam maar zeker begon zich een visie en een begrip te ontwikkelen. Mijn visie, namelijk dat kunst subjectief is, en voor iedereen wat anders betekent. Het gaat er om wat het jou doet, en welke betekenis het voor jou heeft. Het universele van de kunst kun je uit de boeken halen.
Voor mij heeft het beeldende element altijd de boventoon gevoerd. Kunst geeft betekenis aan alles dat in beeld is gevat. Kijk naar een Rembrandt, die in iedere tijd weer een andere betekenis krijgt. Op het Rembrandtplein staat hij als een Columbus die de wereld heeft veroverd. Terwijl ik me als kind herinner dat hij in het Madame Tussaud museum als arme sloeber op een zolderkamer aan het werk was afgebeeld. Wat blijft is dat hij in alle tijden belangrijk was, maar dat de betekenis van zijn werk en het beeld dat we van hem hadden steeds verandert. Het laat niet alleen zien hoe ons denken over kunst verandert, maar ook ons kijken naar diezelfde kunst.
Wat was uw eerste betrekking in een galerie? Of bent u gelijk zelf een galerie gestart?
Na de dood van mijn vader ben ik uit het niets een galerie begonnen. In het begin maakte ik veel shows met werken van Günther Förg en Martin Kippenberger. Ik herinner me nog het prachtige monumentale doek van Albert Oehlen dat ik op mijn eerste stand op de Kunstrai liet zien. We spreken van 1998/1999. Het waren kunstenaars waar ik veel van hield en waar ik werk van ging halen in Duitsland.
Hoe zou u het profiel van uw galerie willen omschrijven?
Ik denk dat ik altijd wist dat ik met kunstenaars zou werken. Een galeriehouder is als een kunstenaar, een cowboy; hij is in essentie vrij om te doen en te laten wat hij wil. Dat obstinate dat mijn vader had als er thuis een bezoeker langskwam die met afgrijzen naar een abstract werk van bijvoorbeeld Eugène Brands keek, het plezier dat hij daar in had, dat herken ik wel. In 2000 werd ik voorgesteld aan Leo Lippold, die in Tetterode in 1981 een galerie was begonnen. Het werd een fantastische samenwerking, in een van de mooiste panden van Amsterdam. In 2010 kwam aan onze samenwerking een eind en werd het mijn galerie. Daarna kwam ik in contact met enkele zeer loyale mensen in de kunstwereld van Nederland die me verder hielpen.
Uiteindelijk is mijn galerie uitgegroeid tot een ‘schilders galerie’ van zowel abstracte en figuratieve kunst. In het begin vrij verwarrend voor de klanten, maar tegenwoordig niet meer.
Wat is er veranderd in de kunstwereld sinds u uw eerste stappen zette?
Op dit moment is er zoveel gaande bij jongere generaties. Muziek, mode, fotografie en kunst lijken steeds meer te versmelten, en de hokjes tussen hoge en lage kunst – of tussen disciplines – worden met zoveel gemak doorbroken. Bevrijdende acties, waar ik me heel goed bij voel. De tentoonstelling van Jan Hoek bij Vriend van Bavink vind ik daar een goed voorbeeld van.
Wat/wie verzamelt u zelf?
Ik heb altijd Photo Brut – dat wil zeggen: fotografie van outsiders zoals Gerard Fieret en Miroslav Tichy – verzameld. Daar zijn sinds kort Type 42 (Anonymous), Horst Ademeit en John Kayser bij gekomen, kunstenaars die ik al lange tijd volgde en waarvan ik nu substantiële verzamelingen bezit.
Het is enorm bevredigend om met een kunstwerk te maken te hebben waarvan je voelt dat het gemaakt is uit een behoefte van urgentie. Dat het onvermijdelijk is. Bij outsiders is dat natuurlijk helemaal het geval. Hun werk is zo ongefilterd, zo niet gemaakt voor een galerie, een museum, laat staan voor een publiek. Daarnaast heb ik ook werk van Anton Henning, Andre Butzer, Tørbjorn Rødland en Rinus Van de Velde, en veel werken van kunstenaars die ik in de galerie laat zien.
Heeft Corona uw denken over de kunstwereld beïnvloed?
Van Corona heb ik als galeriehouder niet veel last gehad. Er is inmiddels wel veel veranderd in de wereld. Banken lijken overbodig te worden met de hele ‘DeFi’ industrie van cryptocurrency, en kunst krijgt hier ook zijn plaats, zoals NFT. Heel spannend, en ik ben benieuwd waar het naar toe gaat.
Ik denk dat Corona de hele wereld heeft beïnvloed en dat die wereld er nooit meer zo zal uitzien als ervoor. Ik heb het gevoel dat veiligheid, en vooral controle, een web is waar we in komen te zitten. Hoe kunst hier weer op zal reageren is afwachten. Dat is het mooie van kunst: het is ongrijpbaar, wispelturig en onvoorspelbaar.