Onlangs opende Sofie Van den Bussche haar nieuwe galerie in de bruisende Dansaertwijk in Brussel met de solotentoonstelling ‘Hybride Schilderijen. Binaire handelingen, met vlieg, trans-kubistische beelden, en andere…’ van de Belgische kunstenaar Jacques Charlier (1939). Ze kennen elkaar elkaar al sinds Van den Bussche’s kinderjaren omdat haar vader Willy Van den Bussche (1942-2013) - een vooraanstaande conservator en museumdirecteur en een van de voorvechters van musea voor moderne en hedendaagse kunst in Vlaanderen - en Jacques Charlier bevriend waren. Het talent van deze in Luik geboren schilder en conceptueel kunstenaar is niet in een paar woorden te vangen maar juist daarom zo kleurrijk en uniek.
Een introductie.
Zijn eerste tentoonstellingen, begin jaren zestig, bestonden uit Neo-Dadaïstische mises en scène van verzamelde objecten en foto’s. Vanaf 1963 raakten de Pop Art en het Nouveau Réalisme en vogue en zien we dat Charlier zich vragen ging stellen over de hypes en de commercie die de kunstwereld steeds meer in hun greep hielden. Zo ontwikkelde hij een eigen, kritische beeldtaal als reactie op de heersende avant-garde die volgens hem nogal wat tekens van tegenstrijdigheden en pretenties vertoonde.
In tegenstelling tot de what you see is what you get mentaliteit die - met de opkomst van de Pop Art - de kunst en media ging beheersen zocht hij het belang of de kwaliteit van een kunstwerk niet alleen ín- maar ook, of misschien wel juist, áchter het beeld, namelijk in de ideeën en het protest tegen de zogenaamde intellectuele avant-garde in de kunst die hij op subtiele wijze probeerde te ondermijnen.
Zijn ironische manier van werken, zijn kritische en realistische kijk
op het kunstsysteem, zijn jeugdigheid (ondanks zijn leeftijd!),
zijn vitaliteit, zijn energie, zijn ongelooflijke productiviteit,
zijn eclecticisme, zijn mengeling van genres,
zijn historische waarde in België…
Kortom, hij is een zeer volledige kunstenaar.*
Tot 1969 hield Charlier zich vooral bezig met muzikale- en video-experimenten, performances met conferenties over kunst, poëtische teksten en strips. Daarnaast gaf hij een tijdschrift uit, maakte hij radio en richtte hij zelfs een afkickcentrum voor kunst op. Het waren de jaren waarin zijn werk getoond werd in dezelfde galeries als die van zijn vriend Marcel Broodthaers, met wie hij een sterk gevoel voor anarchisme, poëzie en humor deelde.
Vanaf het begin van de jaren tachtig, in de hoogtijdagen van het Postmodernisme, keerde Charlier terug naar de schilderkunst maar bleef hij ook als multidisciplinair actief. Vanaf de jaren negentig wordt het parodiëren-herlezen van de kunstgeschiedenis zijn ‘handelsmerk’ dat weliswaar niet is te definiëren is maar waarin hij wel trouw blijft aan zichzelf.
Alle kunstenaars zoeken hun stijl; de mijne bestaat erin al mijn dromen te verwezenlijken.
Ik verander voortdurend. Ik probeer alle uitdrukkingsmiddelen en behoud daarbij mijn vrijheid.
Dat is paradoxaal. Het lijkt wel een rollenspel:
voor elk idee schrijf ik een scenario, waarvoor spelers en een decor nodig zijn…
De techniek komt naargelang het idee, voor het effect dat hij zal sorteren.*
Als autodidact pur sang maakte Charlier zich de kunstgeschiedenis eigen door eindeloos veel te lezen en talloze ateliers en galeries te bezoeken. Zo voedde hij zijn kritische en onafhankelijke geest en kwam hij al snel tot de conclusie nergens bij te willen horen. En dat is te merken aan de wijze waarop hij de kunst niet op een voetstuk zet maar juist sterk relativeert. Al zijn leven lang weigert Charlier de kunst serieus te nemen. Humor en ironie zijn als een rode draad in zijn eclectische oeuvre dat getuigt van een grote verbeeldingskracht. Neem de kleine zwarte vlieg die zijn abstracte en suprematistische schilderijen ‘sieren’ (of ze juist ‘verstoren’?). De toeschouwer wordt aanvankelijk aangetrokken tot de sfeer en de kwaliteit van het schilderij maar zodra hij de vlieg waarneemt neemt die aantrekkingskracht af. Door het contrast tussen de kunst en het leven op deze manier zichtbaar te maken relativeert Charlier de kunst en celebreert hij het leven: in zijn ogen de hoogste kunstvorm.