Dit weekend opent bij Stigter Van Doesburg de eerste solotentoonstelling van Gummbah. Tijdens de opbouw van Paintings spraken we hem over zijn Ikea-methode, waarom 95% van alles wat in musea hangt vrij slecht is en over het voordeel van slecht luisteren.
De cartoons van Gummbah zijn als een draaideur naar een parallel universum. Planeet Gummbah wordt onder meer bevolkt door onooglijke, vormloze mensen, bloedchagrijnige smurfen en lusteloze Mickey Mouse-achtige muizen. Ze geven onbeholpen commentaar op moderne kunst, delen huiselijk leed, hebben het vaak over seks of jammeren over het schrijnend gebrek daaraan. Keer op keer weet Gummbah de lezer te ontregelen om ze proestend van het lachen terug te laten keren naar de dagelijkse sleur.
Voor veel lezers van de Volkskrant zijn Gummbahs tekeningen de (bijna) dagelijkse dosis absurdisme die het wereldnieuws net iets dragelijker maakt. Over populariteit heeft Gummbah (pseudoniem van Gertjan van Leeuwen, NL, 1967) niet te klagen, dat bleek toen de Volkskrant ter gelegenheid van zijn 25-jarig jubileum als cartoonist bij de krant een reportage maakte over zijn fans. Veel van hen bleken privécollecties te hebben aangelegd met knipsels van hun lievelingstekeningen. Dat is niet niks, want uitgeknipt worden is in tijden van social media niets minder dan een voorrecht.
Het is dus opmerkelijk dat Gummbah niet eerder een solotentoonstelling had. Daar komt nu verandering in met Paintings. Bij Stigter Van Doesburg is vanaf vandaag een overzicht te zien van de schilderijen die hij de afgelopen drie decennia maakte.
Dit is je eerste solotentoonstelling. Is dit ook de eerste keer dat je exposeert in een galerie?
Nee, hiervoor zat ik bij de Wetering Galerie. Daar zat ik in een groepstentoonstelling: Peter van Straaten and Friends, ik was een van de friends. Ik ben blijven plakken, omdat het klikte met Michiel Hennus. Een aantal jaar terug stopte hij ermee en daarna heb ik netjes gewacht tot hij was overleden.
En daarna bleef het stil?
Ik had ergens gelezen dat het not done was om als kunstenaar zelf galeries te benaderen, dus ik gaf een aantal jaar terug een boek uit met mijn schilderwerk (From the Bottomless Pit, 2019) in de hoop dat ik opgepikt zou worden, maar het bleef stil. Daarna heb ik het op Instagram geprobeerd, maar ook zonder resultaat. Uiteindelijk heb ik Oscar van Gelderen als agent genomen en toen was het zo gepiept.
Paintings is een overzicht van de schilderijen die je de afgelopen 25 jaar maakte, zit daar wat jou betreft een rode draad in?
De werken zijn de afgelopen 25 jaar gemaakt, maar de nadruk ligt op de laatste tien jaar. Zoals je ziet, ben ik niet zo stijlvast, maar een constante is dat ik niet zonder tekst kan. In museum De Pont hangt een klein werkje van Luc Tuymans, Der diagnostische Blick. Het is goed geschilderd, maar die titel maakt het werk af. Tekst geeft sturing aan een werk – al dan niet de verkeerde kant op. De combinatie tussen tekst en beeld is mijn forte.
Zit er een verschil tussen je werk voor de krant en je vrije werk?
Bij de cartoons voor de krant kan de ontvanger, na gelachen te hebben, nog denken “gelukkig doe ik het beter in het leven”, terwijl je bij de schilderijen zelf meer onderdeel van de grap bent, als kijker, zeg maar.
Hoe ga je te werk?
Wijzend naar het werk D.D.R.: Sommige werken zijn uit pure balorigheid gemaakt, als die balorigheid maar puur genoeg is… Andere werken ontstaan door slecht te luisteren. Zo luisterde ik bijvoorbeeld zo vaak naar die Shocking Blue cover van Nirvana dat ik iets anders in de tekst ging horen.
Ik heb veel misbruik gemaakt van slecht luisteren. Dat is trouwens een goede tip voor de jongere lezers: lees de krant met een half oog en luister slecht naar liedteksten en kijk met welke vondsten je komt. Dat lijkt misschien een methode, maar het moet een natuurlijke houding zijn.
25 jaar is een zee van tijd waarin je een groot aantal werken kan maken, hoe kwam je tot een selectie voor deze show?
Die selectie zit ingebakken in mijn werkwijze. Ik heb daarvoor mijn eigen Ikea-methode ontwikkeld. Om de kwaliteit van de keukens te demonstreren, staat op de keukenafdeling van de Ikea altijd zo’n mechanische arm die de hele dag een keukenla opent. Als ik een schilderij af heb, neem ik het mee naar huis en hang ik het boven de bank. Iedere keer dat ik dan de woonkamer binnenkom, moet het werken. Soms blijkt een werk na een aantal weken toch niet sterk genoeg en dan gaat het weer terug naar het atelier.
Je test het eigen werk dus langdurig en intensief?
Sommige werken hingen maandenlang boven de bank. Deels om erachter te komen hoe sterk het is, maar deels ook door het gebrek aan belangstelling voor mijn werk uit de galeriewereld.
In je tekeningen voor de Volkskrant maak je moderne kunst en musea regelmatig belachelijk, is het niet gek dat je werk nu toch in een galerie te zien is?
Dat lijkt een spagaat, maar dat is toch wel logisch. 95% van wat in musea hangt is vrij slecht. Een paar dingen zijn echter verschrikkelijk goed. Dat geldt ook voor andere gebieden, veruit de meeste jazz zal slecht zijn, maar die paar platen die overblijven maken het de moeite waard. Met die tekeningen maak ik de gesprekken die mensen voeren en de moeite die ze doen om die 95% te waarderen belachelijk. Ik kan slechte kunst overigens wel erg waarderen, daardoor denk je toch “ik kan hier ook hangen”, terwijl bij goede kunst de moed je in de schoenen zakt.