Heeft u kunst van huis uit meegekregen?
Eigenlijk niet. Bij ons thuis speelde de radio altijd op dezelfde zender, en dat is zowat de enige cultuur die het huis structureel binnenkwam. Maar mijn ouders hebben mij wel altijd een open blik op de wereld gegund, zonder vooroordelen of taboes. Ik kreeg dan ook alle kansen om mij te verdiepen in de kunsten.
Als zoekende mens. Al op vrij jonge leeftijd werd ik geprikkeld door alles wat een open kijk op de wereld brengt: muziek, wetenschap, filosofie, en natuurlijk ook kunst. Kunstwerken waren voor mij vensters op de wereld, zoals die zich afspeelt in de hoofden van andere mensen. Ik kocht dan ook al snel een eerste kunstwerkje, een tekening van Etienne Elias en raakte betrokken in de kunstwereld.
Tijdens mijn studies in Gent was er ook het project ‘Over the Edges’ in de stad, een project waarbij Jan Hoets museum het S.M.A.K. letterlijk buiten haar grenzen ging en het publieke domein veroverde. Dat heeft mijn blik op kunst toen erg verruimd.
Wat was uw eerste betrekking in een galerie? Of bent u gelijk zelf een galerie gestart?
Ik ben al op jonge leeftijd gestart als verzamelaar. Al snel werd ik actief in de handel en in 2011 maakte ik een eerste tentoonstelling met de jonge kunstenaar Peter Depelchin en Bram Bogart. Nadien volgden enkele grote overzichtstentoonstellingen met Guy Vandenbranden (2012), Jan Henderikse (2013) en Geneviève Claisse (2014). Deze expo’s vonden plaats in de kapel van een oud slotklooster in Eeklo. Ik maakte er ook een grote ZERO-expo met een installatie van Paul Van Hoeydonck en een vuurperformance van Bernard Aubertin. Niet veel later werd ik gastcurator bij een Antwerpse galerie. Toen deze galerie vijf jaar later plots de deuren sloot, besloot ik dat het tijd was voor mijn eigen galerie in Antwerpen.
Voordat ik de galerie heb opgestart, voerde ik een reeks van 100 gesprekken met allerlei mensen uit de kunstwereld, van verzamelaars tot kunstenaars en museumdirecteuren. Een erg intensieve manier om een samenwerking mee te starten, maar het heeft mij veel bijgeleerd.
Mijn galerieprojecten worden opgebouwd op het snijvlak tussen filosofie, wetenschap en kunst. Aan elke expo gaat een studie vooraf die het project inhoudelijk voedt. Zo maakte ik een tentoonstellingsreeks rond het thema waarheid/realiteit, en liep er tot vorige week een expo rond ‘taal in de kunst’ onder de titel WOORD, met werk van Alain Arias-Misson en Marie-Sophie Beinke. Dit weekend transformeert de expo naar LETTER met werk van Gaston De Mey en Wim Nival.
De meeste van mijn projecten worden aangevuld met performances en happenings in mijn galerie of op het Falconplein. Zo liet Ewerdt Hilgemann een jaar terug een kubus imploderen op het plein en bouwde ik een kooi naar aanleiding van 100 jaar Beuys waar zeven performances in plaats vonden.
Voor mij zijn samenwerkingsverbanden essentieel. Het was een constante in de honderd gesprekken die ik voerde voor ik van start ging. Kunstenaars samenbrengen, mensen uit de buurt over de kunstdrempel heen trekken en letterlijk de straten veroveren met kunst. Het is mijn missie.
Wat vindt u het mooiste aspect van het vak galeriehouder?
De inhoudelijke verrijking. In het anderhalf jaar dat de galerie actief is, mocht ik al twee keer samenwerken met het M HKA, vond ik partners in de academische wereld en werd ik al door drie andere musea benaderd voor een samenwerking in de komende maanden en jaren. Ieder project brengt zijn eigen uitdagingen en kansen met zich mee, en dat is geweldig interessant.
In het ideale geval is een galerie de versterkende factor voor interacties tussen kunstenaar, verzamelaar en liefhebber. Elk gesprek met een bezoeker of passant brengt me iets bij, en de vele contacten met kunstenaars stemmen elke keer weer tot nadenken. Ik vind het ook fijn dat je als galeriehouder voor de collectie van je klanten écht iets kan betekenen. Galeriehouderschap is een vak met veel mogelijkheden.
Met welke galeries voelt u zich nationaal/internationaal verwant?
Ik doe vooral mijn eigen ding, vanuit overtuiging, en met inhoud en kwaliteit als centraal criterium. Met elke galerie die dat ook doet, voel ik me verwant.
In een ideale wereld: welke kunstenaar zou u het allerliefst vertegenwoordigen?
Mijn interesse is erg breed. Ik ben eigenlijk wel blij met de kunstenaars waarmee ik werk. We hebben een sterke band en inspireren elkaar tot allerlei projecten. Er hebben sinds de start van de galerie al vijftien performances plaats gevonden. Volgende maand staar er weer een op het programma. Telkens als we zo iets doen, is dat het resultaat van een enthousiaste samenwerking.
Er zijn momenteel ook nog enkele goede gesprekken bezig met kunstenaars waarmee ik in de toekomst zal samenwerken. Die contacten ontstaan ongedwongen en organisch. Ik houd ervan om die samenwerkingen levend en intens te houden. Als je teveel mensen op je lijstje zet, komt oppervlakkigheid snel om de hoek kijken.
Wat is er veranderd in de kunstwereld sinds u uw eerste stappen zette?
De voorbije decennia zag ik vooral een kunstwereld die draaide rond individuen, om grote namen. Zowel musea als galeries pakten hoofdzakelijk uit met individuele succesverhalen, die op zich zelf leken te staan. In zekere zin vond ik dat altijd sterk contrasteren met de tijdgeest van de jaren zestig en zeventig, waarbij kunstenaars zich spontaan groepeerden in bewegingen, genootschappen en verenigingen die soms even enthousiast werden ontbonden als dat ze ontstonden. Denk bijvoorbeeld maar aan de Nul-beweging en ZERO, CoBrA en alles wat te maken heeft met het Hessenhuis in Antwerpen.
In de voorbije jaren pik ik bij de jongste generatie kunstenaars toch vooral weer die samenwerkingsdrang op. Ze leggen verbanden tussen hun eigen werk en dat van anderen, soms over de generaties heen. Ik hoor ze soms vaker praten over elkaar dan over zichzelf en ze betrekken hun collega’s in hun projecten. Dat is erg verfrissend. Als het waar is dat kunstenaars altijd wat voorsprong nemen op de maatschappij, ben ik best wel optimistisch over de generatie die in de startblokken staat.
Wat/wie verzamelt u zelf?
We hebben thuis wel wat werk dat gelinkt is aan de ZERO beweging, maar evengoed ook Beuys, geometrisch abstracte kunst en CoBrA aan de muur hangen. Ook de kunstenaars die ik vertegenwoordig zijn een belangrijk onderdeel van de collectie. Wat mij het meest interesseert zijn de onderlinge verbanden tussen de werken die ik thuis heb. Boven mijn piano hangt bijvoorbeeld een heel klein doekje van Gaston De Mey, met daarop een compositie van de letters uit ‘John Cage’. Dat ene werkje legt voor mij het verband tussen de geometrisch abstracten en de muziek, maar refereert voor mij evengoed naar Beuys. De werken die een plekje in ons huis hebben veroverd, blijven meestal een erg lange tijd hangen. Het is maar zelden dat een werk haar plaats moet afstaan.
Vaak dragen die stukken ook een persoonlijke betekenis. Zo kreeg ik ooit van Geneviève Claisse een prachtig doek uit 1964, toen ze hoorde dat we een kindje zouden krijgen. In de tuin staan enkele beelden, waaronder de kubus van Ewerdt Hilgemann die we op het Falconplein hebben laten imploderen.
Heeft Corona uw denken over de kunstwereld beïnvloed?
Mijn galerie zou openen op 29 maart 2020. Elf dagen ervoor werd het duidelijk dat dit niet haalbaar zou worden door de eerste lockdown sinds Wereldoorlog II. Toch heb altijd geprobeerd om COVID-19 niet bepalend te laten zijn voor mijn programma. Het motto was: blijven plannen maken. Dat is behoorlijk goed gelukt, en hoewel er vaak iets werd uitgesteld of bijgestuurd, is het ganse programma overeind gebleven. Soms bood de sanitaire crisis ook nieuwe kansen. De kubusimplosie van Hilgemann had anders wellicht nooit plaats gevonden, maar door de verlenging van de expo bij het Kröller Müller Museum klopte plots het plaatje en konden we ook hier een expo maken.
Anderzijds zag ik veel collega’s met de moed in de schoenen verder doen. Het was geen gemakkelijke periode voor velen, maar misschien doordat ik pas was gestart, heb ik door flexibiliteit en doorzettingsvermogen proportioneel wat meer aandacht gekregen dan ik in ‘normale’ tijden zou hebben gehad.
Wat ik onthoud uit de pandemie-periode, is dat we uiteindelijk elkaar nodig hebben om stappen vooruit te zetten. Samenwerken en zorg dragen voor elkaar, dát wordt wellicht de kunst.
Bekijk hier de kunstenaars vertegenwoordigd door Coppejans Gallery