Hij is de eerste levende kunstenaar die in 2015 in het Musée du Petit Palais in Parijs mocht exposeren. Nogal een prestatie, vooral als je weet dat zijn werk bekend staat als macaber, provocerend, surreëel en doorspekt met zwarte humor en dubbele lagen. Maar soms gaan die dingen zo. Een detail in één van zijn werken verwees naar een schilderij uit de collectie en dat kwam de directeur van het museum, Christophe Leribault, ter ore. Daarop pakte hij de telefoon en nodigde hij Lerooy uit voor een solo tentoonstelling in het museum. Inderdaad, een offer you can’t refuse.
Net als een slang moet een kunstenaar ‘vervellen’. Door groei komt de huid van een slang op een gegeven moment strak te staan. Dan kruipen ze uit die oude huid waardoor er ruimte ontstaat voor een nieuwe huid. Zo is het eigenlijk ook met kunst: op het moment dat je iets beheerst, een techniek in de vingers hebt ben je ‘uitgegroeid’ en aan ‘vervellen’ toe. En daarmee bedoel ik dat je toe bent aan nieuwe uitdagingen.
Sindsdien is de inmiddels veertig jarige Thomas Lerooy, geboren en getogen in Roeselare (B), niet meer weg te denken uit de internationale kunstwereld. Al 15 jaar werkt hij succesvol samen met rodolphe janssen, zijn galerie in Brussel, waar op 9 september zijn - alweer - vierde solo tentoonstelling opent. Hij heeft er zin in, vooral nu de shock van de eerste lockdown achter hem ligt.
De eerste lockdown was niet gemakkelijk. Er waren opeens geen tentoonstellingen in zicht. Ik heb adrenaline nodig om goed te kunnen werken en die viel weg toen er plotseling geen deadlines meer waren. Het leek op een verplichte vakantie.
Van kindsbeen af tekent hij. Later kwamen daar de beeldhouwkunst en het aquarelleren bij. Ieder medium vergt een andere mindset, een andere aanpak, en vraagt om zijn eigen artistieke inhoud. Lerooy:
Tekenen is heel direct: je hebt een potlood en een vel papier en het geheel bestaat uit één laag eventueel uitgebreid met inkt of waterverf. Het papier, blijft als drager op de één of andere manier zichtbaar. Bij schilderkunst ligt dat anders. Een schilderij ontstaat door laag op laag een beeld op te bouwen. Maar alleen de laatste laag spreekt over alle lagen die eronder zitten. Het canvas zelf staat daarbij buiten beschouwing. Je kunt een schilderij dus als het ware ‘afpellen’.
MK: Hoe ben je tot de schilderkunst gekomen? Aanvankelijk maakte je alleen tekeningen en beeldhouwwerken.
TL: Schilderkunst beschouw ik als de hoogste, meest iconische kunstvorm. De druk ligt hoogt vanwege de kunstgeschiedenis. Want welk museum je ook binnenloopt, er hangen altijd schilderijen aan de muur. Ik ben tien jaar geleden begonnen met schilderen omdat ik bepaalde ideeën alleen in dát medium tot uitdrukking kon brengen. Als ik kies voor een potlood, brons of verf, komt dat vanuit de inhoud van het idee dat om een specifiek medium vraagt. Daarom kan ik een tekening niet omzetten in een sculptuur en een sculptuur niet in een schilderij. Alles ontstaat om zijn eigen, autonome redenen. Bij Rodin bijvoorbeeld zie je dat zijn tekeningen studies zijn voor zijn beeldhouwwerken. Bij mij ligt dat anders. Ik maak een tekening omwille van die tekening, niet als basis voor een ander werk.
MK: Hoe ga je als schilder te werk?
TL: Ik beschouw een doek als een leeg, wit vel papier, als een kader waarbinnen het allemaal moet gebeuren. Neem een thema als de zee, die kun je niet als beeldhouwwerk uitdrukken want de zee is onbegrensd. Zodoende kennen we de zee ook alleen maar van schilderijen als die van Turner. De grens van het doek is tevens de grens van de zee. In de schilderkunst kun je de zee op allerlei manieren uitdrukken zoals te zien was in de tentoonstelling Behind the Curtains in het Koninklijke Museum voor de Kunsten (Brussel). Daar schilderde ik de zee in de vorm van een gordijn dat weer een minirok was en die minirok fungeerde weer als een soort van raam. Zo ontstaan er verschillende lagen en dito zienswijzen.
MK: Door een soort zwarte romantiek die als een rode draad door jouw werk loopt trekt het tegelijkertijd aan en stoot het af. Gevoelens van grote schoonheid en vervoering (vlinders, vogels, bloemen, planten) worden afgewisseld door emoties van doem en verval (doodshoofden, kettingen, geamputeerde lichaamsdelen). Waar komt die dualiteit vandaan?
TL: Kunst is op de één of andere manier een ontsnapping uit het systeem, uit de realiteit. Ik weet nog dat ik met mijn moeder in Londen de tentoonstelling ‘Sensation’, met werk uit de Saatchi collectie, bezocht. Dat maakte toen veel indruk omdat in het werk van kunstenaars als Damien Hirst en Sarah Lucas, die in de tentoonstelling zaten, dood en leven, het lugubere en het komische hand in hand gaan.
MK: Kun je iets vertellen over de tentoonstelling die op 9 september bij rodolphe janssen opent?
TL: De tentoonstelling bestaat uit een twaalftal doeken in klein formaat met de titel If you feel more than butterflies in your stomach. Deze titel verwijst naar het opschrift op de braak- of spuugzakjes die ik vond op mijn laatste vlucht voor de Covid-19 pandemie uitbrak in 2020. Eigenlijk is de titel een metafoor voor gevoelens van geluk en angst: vlinders versus overgeven; verliefd zijn en tegelijk misselijk zijn van de angst om jezelf te verliezen of te worden afgewezen. Het duidt op de dualiteit die altijd aanwezig is in mijn werk dat daarom tegelijkertijd aantrekt en afstoot, intiem en grotesk is.
Of Lerooy nu tekent, boetseert of schildert, voortdurend gaat hij op zoek naar de grenzen van zijn medium en zijn onderwerp. Zijn raadselachtige werken dagen de logica van het publiek uit en laten de interpretatie over aan de verbeelding van de toeschouwer. Hij gebruikt herkenbare motieven die hij manipuleert en zo onderuit haalt. De zee, een terugkerend thema doorheen verschillende werken in de tentoonstelling, wordt een actieve deelnemer in plaats van een passief decor. Ze speelt, kadreert, verhult en onthult. Ze duikt op als een gordijn waarachter nog een betekenislaag schuilt.
Tekst: Julie Senden