You know it when you have it
Betty Tompkins
De online verbinding tussen Philadelphia (Pennsylvania) en Zuid-Italië is beter dan ik verwachtte dus staat niets mij in de weg voor een uitgebreid gesprek met kunstenaar Betty Tompkins (1945, Washington DC) wier - inmiddels derde - solo tentoonstelling bij rodolphe janssen (Brussel) in september opent. In Philadelphia is het nog ochtend maar hier staat de zon alweer hoog aan de hemel en is het zo’n 35 graden Celsius. De krekels tjirpen dat het een aard heeft maar binnen is het rustig en ik verheug me op mijn interview met de Grande Dame van de bitch, slut, cunt en andere fuck en pussy schilderijen. Maar deze pittige en welbespraakte dame praat vanaf het begin alsof we elkaar al jaren kennen en binnen vijf minuten ben ik mezelf vergeten en hang ik ademloos aan haar lippen.
Om te beginnen feliciteer ik haar met de tentoonstelling ‘RAW’ die onlangs in het museum MO.CO. Montpellier Contemporain opende. Het is haar eerste grote museumshow in Frankrijk - gecureerd door Nicolas Bourriaud - waarin meer dan vijftig schilderijen en tekeningen van de afgelopen tien jaar te zien zijn. Ze is zichtbaar blij en vermeldt meteen dat ze tegelijkertijd een tentoonstelling heeft bij galerie GAVLAK in Los Angeles met de titel ‘Some Sex, Lots of Talking’. Inderdaad, het leven lacht Tompkins toe en ze prijst zichzelf dan ook gelukkig.
Maar eerst een jaartje of vijftig terug in de tijd.
Het is 1969 en Tompkins heeft haar eerste serie schilderijen, de zogenaamde Fuck Paintings, met opgeblazen, close-up voorstellingen van expliciet seksuele handelingen afgerond. Aanleiding voor de serie was de - illegale - voorraad pornografie van haar toenmalige echtgenoot, de kunstenaar Don Tompkins, die hij in de jaren vijftig importeerde vanuit Azië en via Canada de VS binnensmokkelde. Door uitsluitend te focussen op genitaliën en seksuele handelingen, deze te abstraheren van de lichamen van de modellen en op te blazen, toont Tompkins in deze schilderijen het vrouwelijk én mannelijk lichaam als lustobjecten. Hoewel de tweede feministische golf inmiddels door de VS en Europa raast vindt ze noch bij de feministen, noch bij de progressieven aansluiting of waardering voor haar werk. De Fuck Paintings worden dan ook nergens getoond en als zijnde ‘vrouwonvriendelijk’ en ‘stootaantgevend’ gecensureerd. Jarenlang lagen ze ongezien in haar atelier. Niemand die er ook maar een vorm van kritiek op het commercieel gewin van het vrouwelijk en/of mannelijk lichaam en op de misogyne porno-industrie in ziet. Pas in 2003, nadat door toedoen van Pulitzerprijs winnaar en kunstcriticus Jerry Saltz een aantal slides van haar Fuck Paintings (die Tompkins ergens in de 90er jaren naar Saltz had opgestuurd nadat haar ter ore was gekomen dat hij een expo over seks aan het voorbereiden was) op het bureau van galeriehouder Mitchell Algus belandde en deze zo enthousiast was dat hij besloot de serie te exposeren, begon het balletje te rollen. En de rest is geschiedenis. Want inmiddels wordt Tompkins in brede kring gewaardeerd als de eerste feministische, Amerikaanse schilder die porno loskoppelde van sekse, seksuele voorkeur, ras en onderdrukking en het daarmee tot kunst verhief. Kunst ter verheffing van het volk dan wel…
Het eerste woord dat ze kon schrijven was de naam van haar oudere zus. Toen ze het resultaat - ze was nog maar vijf - trots aan haar kleuterjuf liet zien antwoordde deze doodleuk: ‘Maar zo heet je toch niet? Ik zal je leren hoe je je eigen naam moet schrijven.’ Vanaf dat moment leerde de kleine Betty lezen en schrijven en werden woorden een substantieel onderdeel van haar leven. Ze was een snelle leerling hetgeen regelmatig leidde tot rivaliteit tussen haar en haar oudere zus die uiteraard groter en dus sterker was. ‘Wacht maar tot de rollen omdraaien’ zei haar vader, als ze zich weer eens beklaagde. En hij had gelijk, zodra ze zelf een kop groter was, was de strijd gestreden. Maar ondertussen had ze geleerd geduld te hebben en het juiste moment af te wachten en die wijsheid zou haar in haar latere leven als kunstenaar goed van pas komen.
Want dat Tompkins in haar leven geduld heeft moeten hebben staat als een paal boven water. ‘Het had veel voordelen dat niemand me zag staan, en mijn werk en mijzelf totaal niet serieus nam’, zegt ze, en inmiddels kan ze er om lachen, ‘zo kon ik doen en maken wat ik wilde. Dat voelde in zekere zin bevrijdend.’ We spreken over de zestiger en zeventiger jaren, ze was toen ergens tussen de 15 en 35 jaar oud. Een periode waarin de New Yorkse kunstwereld zich beperkte tot een paar straten, een klein aantal mannelijke galeriehouders en een handjevol mannelijke kunstenaars. Tompkins: ‘En saai dat het was! Al dat Abstract Expressionisme!’
Every dealer that I spoke to said, ‘Come back in 10 years when you’ve found your voice,’ because that’s what they were used to—Hoffman and de Kooning, all these Abstract Expressionist guys, they didn’t have their first shows until they were somewhere in their 40s to 50s. Some of the dealers said, ‘And don’t come back then either because we don’t show women.’ It was actually very freeing to me. I had no expectations.https://www.artsy.net/article/artsy-editorial-betty-tompkins-on-her-fuck-paintings-art-talk-and-being-discovered-by-jerry-saltz
Een periode dus waarin alles tegen haar werkte: haar leeftijd, haar geslacht en het soort kunst dat ze maakte. Wat haar op de been hield was die ene, altijd weer terugkomende vraag van haar vader: ‘Betty, what’s going to become of you?’ En wee haar gebeente als ze iets zou antwoorden in de trant van ‘een goede baan zoeken’ of, nog erger, ‘een man en een huis vinden, trouwen en kinderen krijgen’. Hoewel dit voor de meeste ouders met een dochter die in de jaren vijftig opgroeide het juiste antwoord zou zijn geweest, was dat bij de Tompkins bepaald niet het geval: ‘Ik kom uit een arm, radicaal-links gezin, en als ik aan mijn ouders vroeg of ik ergens heen mocht omdat ‘iedereen’ ging, was dat voor hen een reden om me thuis te houden. Iets doen omdat anderen iets deden was uit den boze. We moesten voor onszelf denken. Onafhankelijk zijn. Het argument om ergens bij te willen horen, of om populair te zijn was uit den boze.’
The person I need to see and love first is myself
- Betty Tompkins
Tompkins, die inmiddels samen met vrouwelijke collega’s en tijdgenoten als Carolee Schneemann, Yoko Ono, Valie Export, Joan Semmel, Lynda Benglis en Judy Chicago tot de pioniers van de feministische kunst behoort, was ambitieus en geloofde rotsvast in haar werk. ‘The person I need to see and love first is myself’ werd haar levensmotto en vanuit die gedachte veroverde ze beetje bij beetje de kunstwereld. Maar dat ging niet zonder slag of stoot: ‘Toen ik in de twintig was en mijn portfolio aan galeriehouders toonde antwoordden ze dat ik te jong was, en toen ik in de dertig was zeiden ze dat mijn werk niet geschikt was voor de kunstmarkt, en toen ik de veertig was zeiden ze dat geen galeriehouder werk van een vrouwelijke kunstenaar zou willen verkopen.’ En inderdaad. Niemand zat te wachten op haar ‘seksistische’, fotorealistische, close-up beelden, uitgevoerd in opeenvolgende lagen spuitverf, in verschillende grijstinten, soms voorzien van controversiële teksten uit de porno-industrie. Het waren de hoogtij dagen van het abstract expressionisme waarin wel ruimte was voor expressie, maar alleen die van de witte, westerse man en vooral niet expliciet, geëngageerd, of nog erger: die van een vrouw. ‘In één woord: boring’, aldus Tompkins.
En als we één ding van deze eigengereide kunstenares kunnen zeggen is het wel dat haar werk alles behalve boring is. Misschien omdat ze, zoals ze zelf zegt, snel verveeld is maar ook omdat ze haar werkproces en alle technische uitdagingen en beslissingen die daarbij komen kijken centraal stelt. Tompkins: ‘Ik werk op de rand van de mislukking. Iets kán en mág dus mislukken en dan is het aan mij om uit te vinden hoe ik weer op het goede spoor kom.’
Ze prijst zichzelf gelukkig met haar optimistische karakter en haar eindeloze werklust. Maar toch doet ze het voorlopig een beetje rustig aan en wil ze even niet reizen. Na de openingen van de expo’s in Montpellier e Los Angeles is het eventjes mooi geweest. Momenteel is ze bezig met de voorbereidingen voor haar solo bij rodolphe janssen. In de tentoonstelling zal een selectie van haar Women Words schilderijen te zien zijn. Deze serie is het resultaat van een door haarzelf geplaatste call-and-response oproep waarin vrouwen werden uitgenodigd termen en fragmenten uit ‘me-too’ verhalen en andere - meestal pijnlijke - getuigenissen van machtsmisbruik naar haar te mailen die zij vervolgens - in een poezelig roze kleur - schilderde op reproducties van bekende werken uit de kunstgeschiedenis: van klassieke schilderijen als die van Gentileschi, Velasquez, Vermeer en Raphael tot de portretten van Andy Warhol en de (fashion) fotografie van Newton en Avedon - die het beeld van de vrouw tot op de dag van vandaag definiëren. Met haar Women Words schilderijen illustreert Tompkins hoezeer het actuele vrouwbeeld is gevormd conform de heersende - lees: witte, mannelijke - moraal; en hoezeer ze getuigen van een vernauwende en beperkende manier van omgang met- en representatie van het vrouwelijk geslacht. Door deze oorspronkelijke beelden met pornografische, vrouwonvriendelijke en seksistische termen onder te schilderen benadrukt Tompkins’ haar interesse in het onaanvaarde, het onderdrukte en het ongeziene waarin volgens haar meer waarheid zit dan in het sociaal geaccepteerde. Mijn inziens, een direct gevolg van haar eerder genoemde opvoeding waarbij de nadruk lag op onafhankelijkheid en zelf denken. Ook als het leidt tot uitsluiting en eenzaamheid.
Ik vraag haar in hoeverre de tegenstand die ze in haar leven heeft ondervonden en de felle kritiek waaraan ze decennia lang heeft blootgestaan haar parten hebben gespeeld. Tompkins: ’Iedereen mag kritiek leveren op mijn werk maar ik zal mij nooit tegen kritiek verdedigen.’ Ze doet gewoon wat ze moet doen, al haar hele leven lang, against all odds.
Op haar vader’s vraag ‘Betty, what’s going to become of you’ zou het juiste antwoord zijn geweest: ‘I am going to be a famous artist, dad.’ En iedereen zou dat een grappig antwoord hebben gevonden, en iedereen zou hebben gelachen. Met uitzondering van Betty’s vader. Die zou haar op haar woord hebben geloofd en trots zijn geweest.
This sense of dialogue with the paintings—of becoming absorbed in their soft forms before resolving them into discernible images that give ‘a subject matter kick,’ as Tompkins describes it, is where their power resides.https://www.artsy.net/article/artsy-editorial-betty-tompkins-on-her-fuck-paintings-art-talk-and-being-discovered-by-jerry-saltz