Heeft u kunst van huis uit meegekregen?
Wel, na enige reflectie neig ik ‘ja’ te zeggen. Mijn grootvader was, naast zakenman, lokaal een erg geliefde schilder. Mijn beide ouders werkten ook wel eens op doek, maar kunsthistorische thema’s of filosofische invalshoeken kwamen niet meteen aan bod tussen de gerechten in. Eerder ben ik wel dooraderd van een gevoel voor esthetiek. Wij waren toch wel het enige huis in de straat waar de woonruimte drie keer per jaar een metamorfose onderging. Er is geen specifieke liefde ontstaan voor kunst of design maar er was sprake van een fluïditeit van het interieur. Ik groeide dus op in een steeds andere omgeving, waarin de living omgegooid werd, decoraties steeds veranderden. Wel is de liefde voor mooie dingen daar geboren en het idee dat een huis geen vaste omgeving is, maar een plek je kunt omvormen tot hoe jij het wilt. Er is niets vastgeroest, je hoeft dus niet te beslissen tot in het oneindige, zoals de trouwsets dat vroeger waren.
Hoe bent u in aanraking gekomen met de kunstwereld?Dankzij lokale kunsthelden, die ook favoriete gesprekspartners werden in de kroeg. Ik denk in de eerste plaats aan Roger Claessens, tevens vader van een goeie vriend. Ik begreep aanvankelijk geen snars van wat hij allemaal verkondigde, maar het boeide me wel. Dan kwam hij met een foto af – een X-ray gemaakt van een fuut met een haak in zijn maag ofzo – en dat werd dan kunst, hij vormde alles om tot kunst, tot installaties, zelfs de geschiedenis werd omgevormd, ik begreep dat als kind niet, hoe hij die link kon leggen, maar het heeft mijn brein ook meer fluïde gemaakt naar de kunst toe. Verder was een Raymond Minnen of Jef Geys ook nooit veraf. Geys was de meer illustere figuur, een man die je net niet zag in de kroeg, maar waar werd wel over gesproken. Hij was van Balen, iedereen sprak over hem, hij exposeerde in het MoMA, hij was een über-kunstenaar en een oppergod, er was altijd wel een anekdote over hem. Zelf heb ik hem niet ‘aangeraakt’. Claessens en Minnen waren dagelijkse klanten in de kroeg ‘Jazzoet’ op de Rozenberg in Mol, die net gesloten is. In die kroeg hing een werk van Geys, een foto assemblage van allemaal bekende figuren uit de Molse omgeving, een werk van een jaar of 30-35 oud, en die heb ik net vorige week kunnen aankopen, die hing nog in de kroeg! Nu hangt die geschiedenis binnenkort in mijn huis.
Eigenlijk heb ik altijd wel de ene of andere kunstenaar dichtbij gehad. De deur naar die wereld stond zo al lang op een kier.
Wat was uw eerste betrekking in een galerie? Of bent u gelijk zelf een galerie gestart?
Ik ben inderdaad maar ineens zelf een galerie gestart. Eerst heb ik een residentie op poten gezet, met als opzet om een soort katalysator te zijn voor jonge kunstenaars. Ik was vooral verwonderd door een nieuwe generatie artiesten, veelal afkomstig van de Design Academy Eindhoven. Na enkele studio visits vond ik het ontzagwekkend hoe ze reeds zo’n sterk werk konden maken, in die kleine kruipkotjes van ateliers. Wat als ik die mensen nu eens van alle mogelijkheden zou voorzien? Welke fantastische dingen zouden er dan allemaal niet ontstaan?
Lionel Jadot ging net een groot project starten; hij vormde een 15e eeuwse papierfabriek om tot ateliers, en daar wou ik deel van uitmaken. Ik dacht: ik moet gewoon een residentie atelier starten en die jongens naar daar sturen. Omgeven door heel wat andere creatieven krijgen vele vragen er snelle antwoorden. Dat is het eerste wat ik begon, ik wilde een link zijn tussen galeries, ik wilde helemaal niet in een witte ruimte zitten achter een laptop, dat leek me niets, maar door die residentie zag ik dat galeries veel meer kunnen betekenen en was het zelf starten van een galerie een natuurlijk vervolg. Onze eerste tentoonstelling ‘In Real life’ toonde dan ook veel werken gecreëerd in onze residentie. Zoals de ‘lady chairs’ van Anna Aagaard Jensen. Ondertussen is ‘Everyday AIR’ ook het vaste atelier van ons kunstenaarsduo Touche—Touche, waar Theo Demans momenteel de voorbereidingen treft voor zijn ‘expliciete’ bijdrage aan het Frans Paviljoen in Venetië.
Hoe zou u het profiel van uw galerie willen omschrijven?
Gesitueerd in het hart van het nieuwe deel van Antwerpen-Zuid, is Everyday Gallery een uitvalsbasis voor opkomende en bekendere kunstenaars en zet in op een duurzame begeleiding, coaching en vertegenwoordiging van haar kunstenaars in alle stadia van hun artistieke carrière. Aan de basis van alles wat Everyday Gallery doet ligt de overtuiging dat kunst ons kan gidsen, in ons eigen leven, en op sociaal vlak. Kunst helpt ons om de weg te vinden naar een duurzame en rechtvaardige wereld. Elke nieuwe expositie wordt met zorg samengesteld en schept een ruimte waarin beeldhouwkunst, schilderkunst en digitale kunst samenkomen en een verrijkende dialoog tussen kunstenaar en bezoeker mogelijk wordt.
Wat vindt u het mooiste aspect van het vak galeriehouder?
Mee aan de frontlinie staan van de ontwikkeling van de kunstenaar, in welke fase of hoedanigheid dan ook. En hopelijk hem/haar/zij toch op een of andere manier van belang zijn. Het geloof en vertrouwen krijgen van de collectioneur die, overtuigd van jouw visie, mee instapt in jouw verhaal en dat van jouw kunstenaars.
Met welke galeries voelt u zich nationaal/internationaal verwant?
CLEARING New York/Brussel, Peres Projects, Ramiken Crucible. Dichterbij huis zijn uiteraard Tim Van Laere, Sofie Van de Velde en PLUS-ONE gallery verwant. In het Nieuw-Zuid ecosysteem ga je bewust – en onbewust – toch bepaalde beslissingen net wel of net niet doen omwille van de gedragingen van diegenen die het dichtst bij je staan. Je beïnvloedt elkaar toch bewust en onbewust; je ziet het bijvoorbeeld het professionalisme van oudere galerijen, de maatstaf is heel dichtbij, als die niet net naast je staat, krijg je minder mee. Je hoort en praat daarover. Dat eco-systeem zorgt voor bloei.
In een ideale wereld: welke kunstenaar zou u het allerliefst vertegenwoordigen?
Daan Gielis en Tom Volkaert. Beide zijn cruciale dragers voor de opbouw van de galerij. Zonder deze steunmuren is er mogelijk zware impact op de stabiliteit van onze constructie. Met andere woorden: ik kan me op dit moment niet inbeelden om liever andere kunstenaars te vertegenwoordigen dan diegenen waar we al mee samenwerken.
Wat is er veranderd in de kunstwereld sinds u uw eerste stappen zette?
Het lijkt me eerder dat de kunstwereld aan een inhaalbeweging bezig is op vlak van het digitale, een wereld van platforms en online marketplaces – waar ik voorheen al vertrouwd mee was via Goldwood (een onderneming gericht op historisch en authentiek design, opgezet in 2008) en 1st Dibs – waar we al tien jaar mee samenwerken. Voorts merk ik ook wel dat er erg jong wordt gescout, zeer jonge kunstenaars met een beperkt oeuvre krijgen snel grote kansen en exposure. Hopelijk worden ze allemaal goed begeleid. Tenslotte staan we ook nog maar aan het begin van de digitalisering en al zijn contra-bewegingen. Er ontstaan erg boeiende dynamieken, waar we zeker een voortrekkersrol in gaan spelen. Hopelijk kunnen we mee de kunstwereld democratiseren zonder hem populistisch te maken.
Wat/wie verzamelt u zelf?
Uiteraard is het leeuwendeel uit eigen stal, als stukken van mensen om me heen. Verder ben ik, naast Jef Geys dus, momenteel omringd door werk van Calvin Marcus, Laure Prouvost, George Rouy, Daniel Boccato, Jordy Kerwick, Julien Meert, Nora Turato, Anastasia Bay, Alicia Adamerovich en Mamali Shafahi.
Heeft Corona uw denken over de kunstwereld beïnvloed?
Nee.