In de rubriek ‘De keuze van…’ laten we een keur aan kunstliefhebbers (van incidentele kopers tot kunstprofessionals) aan het woord over hun beleving van kunst, en vragen we naar hun voorkeuren: waar zien ze het liefste kunst? Waar kopen ze, en vooral: wie kopen ze? In dit deel Hans Bourlon (CEO Studio 100 en oprichter Museum Het Kunstuur, 59 jaar)
Wat betekent kunst voor u?
Schilderkunst is mij altijd belangrijk geweest; we hebben met ons bedrijf vestigingen in heel wat landen, van Duitsland tot Amerika, en ik laat dan niet na om kunst te gaan bekijken. Ik heb dat altijd gedaan, ook toen ik jong was, vanaf mijn achttiende; ik ga ook altijd op bezoek in een kerk, ik ben katholiek opgevoed dus het is de nestgeur die je dan opsnuift; ik zet me daar niet tegen af, hoewel ik er zeker bedenkingen tegen kan maken, maar je kunt waar je vandaan komt moeilijk verloochenen.
De verwondering in musea, de verhalen erachter, die historie als je een oud werk ziet – het is vaak de fotografie van vroeger. Het is mijn ambitie is om alle Pieter Bruegels de Oude te gaan bekijken. Het zijn ‘wij’ die er hangen, die papeters, en dan sta ik in een museum achter een paal te kijken als een Japanner daarvoor staat te kirren. Dan wil ik roepen: ‘Dat zijn wij!’ Je vindt Bruegel overal in de wereld, daar hebben veel anderen zich op gebaseerd, tot aan een hoes van een cd van de Rolling Stones. Als je Suske & Wiske leest, dat is gebaseerd op Bruegel: de anekdotiek, de tekenstijl. Een jonge schilder als Ben Sledsens is gebaseerd op Bruegel. Als ik die kraaien daar zie vliegen dan zijn die via Bruegel rechtstreeks in zijn schilderijen gevlogen.
Heeft u kunst van huis uit meegekregen of heeft u zelf uw pad moeten vinden?
Een groot deel nostalgie; ik had een grootvader, van Aalst, die landschappen schilderde. Als kind zat ik naast hem, en ik probeerde – niet gehinderd door talent – na te tekenen wat hij tekende. Er lagen overal kunstboeken in huis, en al heel jong heb ik dat opgezogen. En het is vaak zo dat het vlammetje dat in je jeugd brandt, later, als je tot verstand bent gekomen, kan uitdijen tot een groot vuur.
Ik wilde een werk van Valerius De Saedeleer kopen, dat wilde ik naast een werk van mijn grootvader hangen. Dat was mijn eerste aankoop. Het zoeken is het meest interessant, en het lezen erover, over het leven van die kunstenaars, is eigenlijk veel boeiender dan het zelf in bezit hebben. De dag dat het werk er hangt kan ook ontnuchterend zijn; op een gegeven moment wordt het een onderdeel van de meubels in een huis. Ik heb een aardige collectie uitgebouwd, maar er hangt niets bij mij thuis. Dat vind ik niet respectvol naar het werk, om het zomaar boven de centrale verwarming te hangen. Ik zie een kunstwerk als een baby die je mag wiegen, voor hopelijk een paar decennia, en je daarna weer aan iemand moet doorgeven. En dat je met zorg moet behandelen, waarvoor je moet zorgen dat het ontsloten wordt, dat andere mensen het kunnen zien. Dat het werk niet vergeten wordt. Dat het verhaal van de schilder niet vergeten wordt.
Waar haalt u uw informatie over het wel en wee in de kunstwereld vandaan: krant, vakbladen, televisie, online?
Veilingen werken met alerts, zo blijf ik op de hoogte van het aanbod. Je kunt er perfect de historiek zien, wanneer het werk verkocht is en voor welke prijs, en je ziet de omgeving van gelijkaardige werken. Kopen op veiling maakt nederig, je moet een bepaalde discipline hebben; als ik ervan overtuigd ben dat iets een topwerk is, dan heeft het ‘geen prijs’. Maar de wereld is klein, in Vlaanderen kent men mijn interesse. Er is een aantal galeristen dat weet dat wij een aantal bijzondere werken zoeken, waarvan wij niet weten waar ze zitten en zij wel, en die kunnen dan polsen of het eventueel in bruikleen voor Het Kunstuur kan, of te koop is.
Waar bekijkt u het liefste kunst? In een galerie, museum, een beurs of online?
Toch wel in musea, omdat daar de setting en het licht mooi is. Ik zie een tendens bij veilingen dat men enorm goed is geworden in het maken van brochures, waarbij men dan de foto’s van het werk wat pimpt. Men heeft geleerd om dat te doen zoals in een reisbrochure: je ziet vanuit het appartement de zee en het strand, maar niet de autostrada die er net achter loopt. Het is de droom verkopen. Men zou op kijkdagen de werken toch wat meer lucht en plaats moeten geven. Dan komt het beter uit. Soms zou men ook wel wat meer mogen selecteren, minder verkopen.
Hoe vaak per jaar koopt u kunst? Koopt u werk in oplage of liefst uniek werk?
Sowieso koop ik alleen uniek werk en in dan heel erg in functie van de tentoonstellingen hier, in Het Kunstuur. Dat is ook de enige reden waarom ik kunst koop, de laatste twee jaar. Voor Het Kunstuur bestond kocht ik louter emotioneel. Tegenwoordig weet ik binnen tien seconden of het binnenkomt of niet. De eerste aanblik is heel bepalend. Mijn smaak komt overeen met wat veel mensen mooi vinden, wat het publiek graag wil zien. Ook vroeger was ik al heel geïnteresseerd in het verhaal van de kunstenaar en het werk, in dat nostalgische, in die fotografie van het verleden.
En waar koopt u dan: in de galerie, op een kunstbeurs, op een veiling of online?
Het meest op veiling in absoluut getal, maar daar tref je toch niet de echte toppers aan. Privé op privé komt ook veel voor: je kent collecties, soms mensen bieden werken aan om tentoon te stellen, en je voelt al snel aan of men ook wil verkopen. Dat gaat dan zonder galeries of veilingen. Het omgekeerde gebeurt ook: dat werken vijf, zes generaties in een familie zitten. Maar vaker is er toch onderweg iemand die de topcollectie verkocht heeft.
Is het belangrijk dat u en uw partner het altijd eens zijn over een aankoop? Hoe beslist u/jullie?
Mijn partner in deze is mijn broer, wij overleggen veel en ik koop samen met hem. We hebben voortdurend wat dingen in het vet liggen, zullen we hier op bieden, ja/nee, en wat ook gebeurt is dat we soms werken kopen die andere musea wellicht in de toekomst kunnen interesseren, en dan gaan dingen in bruikleen, of kunnen we ruilen.
Maar nogmaals: thuis aan de muur hangen alleen kindertekeningen. Je moet opletten met bezoek, het mag niet protserig zijn, zoals met kleren is wat aan de muur hangt een deel van je identiteit, als je aan tafel dineert zet je iemand tegenover een bepaald werk, zodat er over gepraat wordt. Voor veel mensen die kunst bezitten is het zoals voor anderen het dragen van een tattoo: het is een statement.
Is er een galerie waar u een speciale band mee heeft?
Er zijn er minstens twee. Galerie Oscar De Vos in Sint-Martens-Latem, met wie we heel nauwoverleg plegen en die ook in bruikleen geeft, en Francis Maere Fine Arts Gallery in Gent, die advies geven over werk, en over het achterliggende verhaal. Het zijn twee zeer gerespecteerde galeries die al decennia bezig zijn in dit genre. We tonen ook werk uit Wallonië, niet alleen Vlaams werk. Er zit heel veel kunst in familiebezit, in Europa zijn we in Vlaanderen naar het schijnt de nummer 1 als het gaat om privécollecties, maar die willen het vaak niet tonen.
Als u een onbeperkt budget had, van wie zou u dan een werk aankopen?
Dan zou ik een Pieter Bruegel de Oude kopen. In het Kunsthistorisch Museum in Wenen hangen er vijftien – waaronder ‘De Seizoenen’ – die ooit, naar verluidt, ‘cadeau’ zijn gedaan toen de Oostenrijkers hier de plak zwaaiden. Ik denk dat Oostenrijkers er wel genoeg hebben, maar het liefst zou ik ze alle vijftien kopen, als er onbeperkt budget is. Ik zou dan een Pieter Bruegel de Oude museum organiseren, in een prachtig gebouw, en dan hopen dat wij ook die andere werken – er zijn er 42 in totaal – in bruikleen krijgen. Daar zouden mensen van heinde en verre naar komen kijken.
Wie zijn je favoriete kunstenaars (op Gallery Viewer), en waarom?
Valerius De Saedeleer is van mijn geboortestreek (Aalst). Zijn schilderijen doen dromen van een tijd toen alles zoveel mooier was. Een tijd zonder files, zonder jachtigheid. Toen je nog kon zwemmen in de beek en op je rug liggen in het gras. Vaak heeft hij de sneeuw geschilderd. De eerste sneeuw. De poedersneeuw met voetsporen. Oude, grijze sneeuw. Of smeltende sneeuw vol slijk. Zijn landschappen hebben iets verstild, Japans bijna. En er hangen bijna nooit blaadjes aan de bomen. De bomen lijken wel mensen. Krom, gebogen, met handen die lijken te grijpen of klauwen.
Frits Van Den Berghe was een durver, die nooit stilstond, maar altijd weer nieuwe stijlen en mogelijkheden uitprobeerde. Hij evolueerde van het impressionisme naar het expressionisme. Hij tekende zelfs strips en eindigde bij een heel eigen vorm van surrealisme. Toen hij zijn einde voelde naderen beeldde hij zijn demonen uit, die steeds weerkeerden in zijn oeuvre, terwijl ze verdrinken in een poel. Van deze laatste periode heb ik een tijd geleden twee prachtige werken aangekocht.
Michaël Borremans is de grootmeester van vandaag. Een paar jaar geleden reisde ik zelfs naar Tel Aviv om zijn overzichtstentoonstelling ‘As Sweet As It Gets’ te zien. Er is iets verstild en bevreemdend in zijn werk wat me enorm aantrekt. Was het de exotiek van de plaats, of gewoon de fierheid omdat hij ‘van ons’ is? Nergens zag ik zijn oeuvre zo tot zijn recht komen als in het Tel Aviv Museum of Art, ondanks alle kritiek toen, omdat hij in Israël tentoonstelde.
In de schilderijen van Pieter Jennes zie ik een spiegel van de hedendaagse wereld, met diepe wortels in ons glorieuze kunstverleden. De stadsgezichten, met mensen in de regen, gekartelde wolken en trieste clowns doen mij aan Jean Brusselmans en Floris Jespers denken. En zijn steeds weerkerende vogels zijn kleurrijker dan de zwarte kraaien in de sneeuw van zijn voornaamgenoot, 500 jaar eerder, Pieter Bruegel de Oude.
Bendt Eyckermans geeft een inkijk in zijn bevreemdende wereld. De personages bevinden zich steeds in een ambivalente situatie. Het licht, de houding en sfeer zijn sleutelelementen in zijn werk. Filmisch maar toch realistisch, met Antwerpen als het decor. Volgens Eyckermans is de geschiedenis van cinema een grote invloed, maar evengoed de fijne detaillering van Velazquez. Handen en voeten zijn een rode draad in zijn werken. Ze zijn fijner dan de grove boerenhanden van Constant Permeke, maar de verwijzing is nooit ver weg.