Een interessant aspect van het verzamelen van kunst van levende kunstenaars is dat het mogelijk is om de kunstenaars te blijven volgen, om zo meer van hun groei en veranderende proces mee te krijgen. In Galerie Maurits van de Laar is tot en met 20 juni een duotentoonstelling te zien waarin die groei en transformatie bekeken wordt in het werk van twee kunstenaars: Karin van Dam en Robbie Cornelissen. De tentoonstelling fungeert in feite als een derde ijkmoment, want Van Dam en Cornelissen werkten eerder twee keer samen: voor gezamenlijke installaties in 2017 en 2019 in respectievelijk de Cacaofabriek in Helmond en tijdens de Biënnale van Karachi.
Beide kunstenaars hebben een volledig eigen praktijk: waar Cornelissen bekend staat vanwege zijn gigantische tekeningen is Van Dam bekend vanwege haar driedimensionale installaties uit verrassende materialen. Als hun praktijken samenkomen ontstaat er iets bijzonders, zo bleek in 2017 en 2019, in installaties die speelden met de grenzen tussen het ruimtelijke en het ééndimensionale. Na hun samenwerkingen gingen beide kunstenaars weer hun eigen weg in en in deze tentoonstelling is het resultaat van dat afzonderlijke groeiproces te zien.
Karin van Dam maakte eind 2017 een reis door Canada met de Taiwanees-Canadese kunstenaar Ed Pien, die eveneens wordt vertegenwoordigd door Galerie Maurits van de Laar. Tijdens die reis merkte ze dat haar aandachtspunt verschoof, weg van stedelijke structuren. In plaats daarvan zocht ze naar natuurlijke vormen, soms gereduceerd tot celstructuren of de geometrische vormen die er achter schuilen. Ook op technisch vlak maakte haar praktijk een transformatie door, met name toen ze, met dank aan het Mondriaan Fonds, mocht experimenteren met high tech breimachines in het Textiellab van het Textielmuseum Tilburg. Ze maakte er ruimtelijke, op de natuur geïnspireerd objecten die ontstaan vanuit een mix van wol en nylon. Ze creëert hiermee een diep onnatuurlijke weergave van natuurlijke vormen. Deze meer uitgekiende werkmethode verschilt erg van haar eerdere stijl, waarbij ze voor haar intuïtieve installaties met name gebruik maakte van gevonden voorwerpen. In 2012 beschreef ze haar gevonden materialen “als een soort stilleven om me heen. Ik pak daar uit wat ik wil, als een soort palet van spullen. Op die plek ontstaat het, ik weet nooit van tevoren wat er gaat gebeuren.” Op die manier maakte ze in 2008 een gigantische installatie in de hal van Museum Boijmans van Beuningen.
De monumentale potloodtekeningen van Robbie Cornelissen worden vaak gekenmerkt door hun immense formaat. Zo presenteerde hij in 2011 een gigantisch werk van 13 meter breed en 2,5 meter hoog in het Kunstmuseum Den Haag. Hij verbeeldt daarin gedetailleerde architectonische ruimtes. Cornelissen: “De toeschouwer moet het gevoel krijgen dat men erin kan stappen. Dat gevoel wordt gevoed door minutieus getekende details, hoe meer je kijkt hoe meer je ziet.” Cornelissen werd opgeleid als bioloog en is pas later in zijn leven gaan tekenen, na een tweede opleiding aan de Gerrit Rietveld Academie. De hedendaagse praktijk van Cornelissen wordt sterk beïnvloed door een residentie in Japan in 2019.
In Tokyo werkte hij verder aan een methode die hij in Nederland ontwikkelde waarbij hij met een doek in draaiende bewegingen grafiet op het papier aanbrengt. Deze abstracte werken noemt hij The Space of Absence. Op het eerste gezicht is het beeld plat beeld maar door er langer naar te kijken ervaar je ruimte die opdoemt in de wolk van grafiet. Hij hangt de tekeningen in een streng grid waardoor ze op de wand ruimtelijke gestructureerd worden. In Tokyo had Robbie Cornelissen moeite in contact te komen met de inwoners waarop hij besloot de grafiet bladen ook in een grid op het trottoir in de openbare ruimte te leggen. Op die manier probeerde hij zijn werk in ieder geval met de stad zelf te verbinden. In de galerie is de architectonische tekening De Wachtkamer ingebed in de grafietbladen van The Space of Absence, zo wordt het figuratieve en het abstracte in zijn werk letterlijk geïntegreerd.