Bij een eerste blik in het atelier van Johan De Wit in Gent onthullen de wandbeelden en sculpturen zich voor mijn ogen als schilderachtige, veelal abstracte objecten. Ik kijk naar een werk dat doet denken aan een installatie van Donald Judd maar dan in een geplooide en gedeukte versie. Ik realiseer me dat de onregelmatigheid van deze driedimensionale vormen en de daaruit voortvloeiende werking van het licht de beelden een ‘menselijker’ gezicht geven dan bij de strakke, uit industrieel materiaal vervaardigde beelden van Judd het geval is. De Wit’s kunstwerken zijn niet kil of afstandelijk. Ze nodigen uit om aangeraakt of zelfs gestreeld te worden omdat ze, vanwege deze bewust aangebrachte ‘imperfecties’, zo menselijk overkomen. Daarmee staan ze ver van het Amerikaanse minimalisme uit de jaren 60 met exponenten als Donald Judd, Carl André en Soll LeWitt en vele anderen die beelden maakten vanuit een formeel concept zonder ruimte voor emoties.
Zo niet bij Johan De Wit. Overal waar ik kijk hangen of staan objecten die hij vouwt uit papier en aan de binnen- en buitenkant verstevigt met harsen en ijzerpoeder. Zo hangen er abstracte ‘schilderijen’ en staan er ‘stoelen’ en ‘ladders’ waarbij ik me afvraag of het om kunst of om een functioneel object gaat. Bij nadere beschouwing zien de beelden er net wat fragieler en wankeler uit dan de gebruiksartikelen die ze suggereren te zijn. Daardoor worden het objecten die als het ware tot leven komen omdat ze ieder hun eigen karakter hebben. De vouwen en deuken die de kunstenaar tijdens het droogproces aanbrengt en vervolgens afwerkt met verschillende kleuren hars - in gedekte tinten - illustreren de uniciteit van elk van de door hem handmatig gemaakte kunstobjecten. De industrialisering met haar massa productie lijkt niet te bestaan. De Wit zal net zolang over de geschilderde lagen schuren totdat er een aangenaam voelend, glad oppervlak ontstaat. Even uniek en bijna even zacht als de huid van een mens.
Terwijl we koffie drinken - en Johan trakteert op heerlijke Gentse Mattentaartjes - vertelt hij zich soms oprecht af te vragen of hij niet beter huizen of scholen in Afrika zou kunnen bouwen; of zijn bestaan dan meer zin zou hebben dan nu, als kunstenaar. We filosoferen een beetje over deze en andere levensvragen zonder te zoeken naar antwoorden. Hij vertelt met trots dat hij een oudere dochter heeft die zelf al moeder is en een zoon van 10 jaar. ‘Ze zijn mijn grootste vrienden’, zegt hij. En hij voegt eraan toe dat hij er zich misschien - juist omdat hij vader en opa is - extra van bewust is dat er zoveel mis is in de wereld, en dat de potsierlijkheid van de mens hem weleens dwarszit. Maar terwijl hij deze woorden uitspreekt krullen zijn mondhoeken al enigszins naar boven: ‘We moeten natuurlijk wel relativeren en ook de humor van de dingen inzien’. Daarin geef ik hem geen ongelijk en ik voeg eraan toe dat ik die relativering zie in zijn werk door de zachte papieren vormen waar letterlijk de scherpe randen vanaf zijn gehaald, en door de wijze waarop de beelden er nogal wankel en wat onhandig bij kunnen staan. Maar humor? ‘Grappen houden geen stand’, legt hij uit, ‘cartoons bijvoorbeeld, die zijn maar even leuk.’
En Johan De Wit wil niet iets maken dat ‘even leuk’ is. Daarvoor neemt hij zijn werk veel te serieus. Hij wil juist kunst maken die stand houdt; een sfeer van verstilling en verwondering oproept. En die zoekt hij in zijn streven om eenvoudige objecten als een potje, een ladder of een stoel op een voetstuk te zetten. Niet letterlijk, maar door ze na te maken en uit hun oorspronkelijke context te halen schenkt hij aandacht aan iets waar je normaal gesproken aan voorbij loopt. Zo toont hij het ongewone in het gewone. En daarmee verheft hij het gewone tot kunst.
Drie dierbare vrienden heeft hij afgelopen jaar verloren. Hij raakt geëmotioneerd als hij erover vertelt. Opeens zie ik hoe de intensieve wijze waarop deze man voelt en denkt in die van oorsprong papieren vouwsels zit; hoe hij eenvoudig materiaal als papier bezielt met zijn emotionele rijkdom waardoor het de basis vormt van objecten die boven het alledaagse uitstijgen. De Wit’s wandobjecten en sculpturen zijn de stille, gestileerde getuigen van herinneringen aan vroeger, aan oude liefdes en jeugdvrienden. Dierbare herinneringen die wellicht ook pijn oproepen maar daarom niet minder puur en waarachtig zijn. Precies zoals zijn kunst.