De Amsterdamse galerie Josilda da Conceição toont in de Borgerhub naast werk van Ruben Raven en Bernardus Baldus een aantal werken van Kaspar Dejong. De 25-jarige kunstenaar timmert aan de weg met abstract werk dat zijn oorsprong vindt de in de openbare ruimte.
“Het werk dat ik op Ballroom Projects wil tonen heet PoD, Path of Desire”, steekt kunstenaar Kaspar Dejong van wal. “Het gewenste pad dat buiten de daarvoor bedachte aangelegde paden valt, de snelste manier om van A naar B te komen, het olifantenpaadje. Het is een flirt of anarchism. Op het doek zie je een grid, zo’n rigide stratenplan, en onderaan 4 rode strepen. Die zijn ontleend aan het rode balkje dat uit het teken voor een doodlopende straat”.
Dejong (1995) maakt abstract werk dat zijn oorsprong vindt in de openbare ruimte. Hij studeerde in 2017 af aan de Willem de Kooning Academie en rondt dit jaar zijn Master aan het Sandberg Instituut af. Net zoals dichter K. Schippers erop wees dat alles om ons heen een kleur heeft, heeft Dejong een scherp oog voor zaken in de openbare ruimte waar ieder ander direct aan voorbij zou gaan, omdat ze nu eenmaal als gegeven worden beschouwd.
“Heb je er wel eens bij stilgestaan dat verkeersborden, zoals het symbool voor een doodlopende straat, overal hetzelfde zijn? Je kan zonder problemen de Autobahn oprijden, want de taal van de weg is hetzelfde. Wat mij hieraan fascineert is dat de kracht van symbolen en semiotiek die van taal overstijgt. Maar hoe en door wie wordt de betekenis van die tekens bepaald?” En later in het gesprek: “Ik heb ook een werk gemaakt over het onkruid dat nu, tijdens de pandemie, in winkelstraten groeit. Normaal gesproken heeft het geen kans om te groeien en wordt het meteen platgelopen, maar nu wel”.
Dat de openbare ruimte een centraal thema is in het abstracte werk van Dejong is begrijpelijk als je weet dat hij als tiener begon met het zetten van tags en het spuiten van graffiti. “Grafiti heeft natuurlijk dat dwarse; net als de makers van die olifantenpaadjes conformeer je niet aan de regels. Je zoekt plekken op die zich letterlijk aan de rand van de gevestigde orde bevinden. Denk aan daken, viaducten en geluidsschermen langs het spoor. Plekken die goed zichtbaar zijn, maar moeilijk bereikbaar. Dejong spreekt van secundaire plekken.
“Daarbij ging het mij niet in de eerste plaats om het werk zelf of om het kat en muisspel met de autoriteiten, maar om het proces in de openbare ruimte”. Dejong beschouwt grafiti als een soort dialoog: “Het vinden van een plek, het maken van het werk, en dat het vervolgens wordt weggehaald, maar toch deels zichtbaar blijft. Een van mijn werken heet daarom ook Palimpsest, de doordruk die achterblijft nadat het origineel is verwijderd.”
Dejongs werkwijze is ook een vorm van dialoog. “Voor mij is een werk niet mislukt als er een vlek op komt”. Hij werkt het liefst op onbewerkt canvas, op de vloer. Daarop brengt hij dunne lagen verf aan. Laat het een dag drogen, ziet wat het schilderij nodig heeft. Haalt een laag weg, brengt dan weer graffiti aan, net zo lang tot het naar zijn zin is.
Hij zal nog een of twee andere werken meenemen naar Ballroom Projects.”Ik beslis daar welke het zullen zijn. Dat hangt ook af van hoe de werken in de ruimte samenhangen. Zeker is dat ik wel een aantal keramische lachgascylinders zal neerleggen. Ik beschouw ze als op straat achtergelaten stillevens. Veel oudere mensen zullen niet weten wat het voor dingen zijn en waarvoor ze hebben gediend. Het is in feite een afspiegeling van een generatie. Net als onze concentratiespanne is ook de roes kort”.