Tijdens Antwerp Art Weekend (van 12 tot en met 16 mei) vindt de derde editie van de kunstbeurs Ballroom Project plaats, waar 20 galeries uit Nederland en België aan zullen deelnemen. De Amsterdamse Galerie Gerhard Hofland zal in de BORGERHUB werk tonen van twee kunstenaars: de Belgische kunstenaar Johan Tahon en de Nederlandse kunstenaar Janine van Oene.
Johan Tahon is het levende bewijs dat trauma een bijzonder vruchtbare voedingsbodem kan zijn voor het maken van kunst — hoewel ik daarmee niet de hardnekkige mythe van de gekwelde kunstenaar wil versterken. Tahon groeide op met een alcoholist als vader en ontdekte naar eigen zeggen al op jonge leeftijd dat pijn een krachtige motor kan zijn en dat objecten een zekere lichtheid kunnen geven aan de zwaarte van het bestaan. Een sleutelmoment vormde een bezoek aan een beeldhouwatelier op zijn vijftiende. Tahon: “Met wat klei en andere frullen begon ik figuren te maken die deden wat mijn ouders nalieten te doen: mij beschermen. Het is niet eenvoudig om vanuit een soort trauma mezelf zomaar de indruk te geven dat alles ok is. Ik moet dagelijks iets van concentraat vinden om de pijn een beetje te verzachten.” Het verklaart de inherente treurigheid van zijn gefragmenteerde sculpturen, die tegelijkertijd een diep gevoel van herkenning oproepen en lijken te refereren aan de menselijke conditie, de essentie van het menselijk bestaan.
Tahon verkiest gips voor zijn sculpturen, mede omdat hij het materiaal mooi en goedkoop vindt en het bovendien snel werkt en lekker ruikt. Toch experimenteert hij ook regelmatig met (combinaties van) andere materialen, waaronder polyester en brons, en recentelijk ook keramiek met een zilverkleurig platinaglazuur — al vereist dat materiaal een meer berekenend artistiek proces. Een terugkerend element zijn de object trouvés die hij onderdeel maakt van zijn werk, veelal objecten die hij tegenkomt in zijn atelier, variërend van een stalen buis tot een autoband.
De sculpturen van Tahon ogen onmiskenbaar hedendaags, maar echoën ook de klassieke beeldtalen van Egyptische, Afrikaanse, Oud-Griekse, Aziatische en Byzantijnse kunsttradities. Ook kunstenaars als Giacometti, Beuys en Rodin vormen een belangrijke inspiratie voor Tahon, die buitengewoon intuïtief te werk gaat. Tahon: “Het komt voor dat ik vijf of zes sculpturen maak die op zich wel harmonieus zijn, maar niet zo interessant. Dan is er een moment waarop ik zie dat het hoofd van het ene beeld goed past bij een ander beeld of dat de armen en benen van plaats moeten verwisselen. Ik begin dan te hakken en te spelen met de brokstukken. Het beeld ontstaat vanuit mijn buik. De ervaring leerde me dat dit de boeiendste vormen oplevert. Door vanuit mijn buik te creëren, geef ik meer vorm aan hoe een mens zich voelt dan hoe hij eruit ziet. Rodin deed dat in feite ook. Bij de ‘Burgers van Calais’ zijn de handen veel groter dan de hoofden. Daarmee geeft Rodin een buitengewone expressie aan die figuren. Het maakte hem tot de eerste moderne beeldhouwer.” Tahon is daarbij altijd op zoek naar een bepaalde spiritualiteit en mystiek die ook het werk van zijn favoriete kunstenaars kenmerkt. Kunstenaars als Beuys weten op een bepaalde manier uiting te geven aan die mystiek waardoor het op een bepaald niveau voelbaar en zichtbaar wordt voor de rest. Tahon: “Maar als mensen een exacte uitleg over mijn beelden vragen, dan kan ik enkel zeggen dat ik vermoed dat ze een richting aanwijzen.”
Tahon volgde een opleiding aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Gent maar zijn carrière ging vooral vliegend van start toen Jan Hoet, de toenmalige directeur van het SMAK, hem uitnodigde om deel te nemen aan de openingstentoonstelling die het verbouwde museum inluidde. De sculpturen van zijn hand zijn goed vertegenwoordigd in de publieke ruimte en waren in 2019 nog te zien in solotentoonstellingen in het SZU Fine Arts Museum in Shenzhen in China en in Musée Ariana in Genève. Werk van Tahon is onder meer opgenomen in de collecties van het SMAK, het M HKA, het Stedelijk Museum Amsterdam, Kunstmuseum Den Haag, het FMAC in Parijs en de collectie van het Nederlands Koningshuis.
Janine van Oene laat zich in haar werk bovenal leiden door het schilderproces. Van het bouwen van frames - dat ze vergelijkt met het dekken van een tafel -, het schoonmaken van kwasten en het mengen van de verf tot het ervaren van de structuur en mogelijkheden van haar materialen. De kunstenaar bereidt haar werken overigens regelmatig voor achter haar computer.
Van Oene balanceert in haar schilderijen op de grens tussen abstractie en figuratie, geïnspireerd door kalligrafie, maar ook door stillevens en gedateerde, kitscherige interieurs in oude tijdschriften. Haar abstracte en intuïtieve streken suggereren een bepaalde zeggingskracht en complexe vanzelfsprekendheid. Tegelijkertijd getuigen haar gebalanceerde composities en kleurgebruik van de kracht van eenvoud. Toch zie je door je wimpers soms ook een zweem van figuratie. Van Oene: “Mijn werk is nog steeds leesbaar, de kleine elementen suggereren de ruimte.”
Van Oene werd na haar afstuderen aan de HKU direct toegelaten tot De Ateliers, een prestigieus residentieprogramma in Amsterdam en begin 2020 voltooide ze nog een residentie aan de Mountain school of Art in Los Angeles. Haar werk is opgenomen in de collecties van de Nederlandsche Bank, het Academisch Medisch Centrum, de ING Art Collection en het Nederlands Koningshuis. Ze sleepte daarbij verschillende prijzen in de wacht, waaronder de Koninklijke Prijs voor Vrije Schilderkunst, en in 2020 nog de Jeanne Oosting Prijs, waarvan de jury volledig bestaat uit kunstenaars.