Heeft u kunst van huis uit meegekregen?
Kunst was heel aanwezig bij ons thuis. Mijn mama, Agnes Maes, was kunstenaar. Sinds de start van de galerie vertegenwoordigde ik ook haar werk, en na haar overlijden in 2016 beheer ik ook de estate. Het werk van je moeder promoten is niet altijd eenvoudig, omdat het werk en de persoon mij heel na aan het hart liggen, en kritiek en afwijzing dus erg persoonlijk neem. Maar over de dood heen met haar werk en haar persoon verbonden blijven, is heel bijzonder. Haar werk is heel kleurrijk, erg eigenzinnig en moeilijk te plaatsen. Aan de academie van Deinze werd ze opgeleid door Roger Raveel, die 100 jaar geleden geboren werd en dus dit jaar uitgebreid gevierd wordt in BOZAR. Raoul De Keyser liep daar ook een tijdje rond, en ook Piet Coessens (later directeur van BOZAR en Roger Raveelmuseum). Van jongs af aan werden mijn broer en ik meegenomen naar tentoonstellingen in musea en galeries in binnen- en buitenland, en bezochten we de grote kunstmanifestaties. Mijn ouders hebben een bescheiden, maar mooie verzameling opgebouwd. Mijn vader is – ook na de dood van mijn mama – nog steeds erg goed op de hoogte van het reilen en zeilen in de kunstwereld, en zijn huidige vriendin verzamelt ook kunst. Ze had trouwens werk van mijn mama in haar collectie. Mijn broer Dieter is architect geworden, en samen met zijn vrouw Sara verzamelt hij ook kunst.
Je zou dus wel kunnen zeggen dat kunst een belangrijke plaats innam in ons gezin, en ook daarna sterk heeft doorgewerkt in de keuzes die we gemaakt hebben.
Hoe bent u in aanraking gekomen met de kunstwereld?
Mijn mama werd vertegenwoordigd door verschillende galeries, en die namen haar werk ook mee naar nationale en internationale kunstbeurzen. Buitenlandse galeristen en bevriende kunstenaars bleven geregeld bij ons logeren. Dat waren vaak heel boeiende, intelligente en avontuurlijke mensen. Daar ging voor mij wel een zekere aantrekking van uit.
Rond mijn zestiende, zeventiende jaar wilde ik steeds minder meegaan naar tentoonstellingen met mijn ouders. Rond die leeftijd was ik ook meer geboeid door literatuur en filosofie. Ik ging economie en filosofie studeren, en doctoreerde in de filosofie, met specialisatie logica. Pas rond mijn dertigste kwam die interesse in kunst stilaan terug. Ik werd enorm geraakt door de tentoonstelling ‘Voici – 100 jaar hedendaagse kunst’ in 2000, in het toenmalige Paleis voor Schone Kunsten. Ik heb de tentoonstelling meerdere keren bezocht. In diezelfde periode raakte ik bevriend met kunstenaar Ans Nys en ontmoette daardoor af en toe kunstenaars, curatoren en critici van mijn leeftijdscategorie. In de jaren daarop verbleef ik geregeld lange tijd op mijn eentje in het buitenland, voor mijn werk aan de universiteit, en ging steeds vaker naar musea en galeries.
Wat was uw eerste betrekking in een galerie? Of bent u gelijk zelf een galerie gestart?
Ik heb er altijd van gedroomd om me met veel verschillende dingen te kunnen bezighouden. Ooit iets in kunst doen, was een van die dromen. Een goed boek schrijven, veel reizen, een eigen bedrijf hebben, waren andere dromen. In 2008 ben ik gestopt als onderzoeker op de universiteit, en ben ik met hulp van mijn vader en broer een eerste vastgoedproject gestart, waar onder meer ook mijn eigen woning in zat. Er was ook nog een bouwvallige restruimte, die door vorige eigenaars als garage gebruikt werd. Door het hebben van die ruimte kreeg het vage idee iets in de kunst te gaan doen plots een concrete vorm: ik zou een galerie kunnen beginnen. In 2012 ben ik uiteindelijk gestart. De opstart was niet zo evident: een aantal kunstenaars die ik interessant vond, wilden zich niet zomaar verbranden door zich te associëren met een onbekende galerie. Door een beetje lef, hard werken, en ook veel toeval en geluk kreeg ik toch op korte tijd een interessante mix van kunstenaars bij elkaar. Ik belde en mailde op goed geluk een paar buitenlandse kunstenaars wiens werk ik goed vond of ik op atelierbezoek mocht komen, vertelde hen met wie ik nog zou werken, wat vaak nog niet helemaal rond was, en gebruikte hun voorwaardelijke toezegging dan weer bij de anderen. Ronald Noorman, intussen helaas ook al overleden, was een van de eersten die ik bezocht. Hij zat in een aflevering van de Canvasconnectie, en ik vond zijn werk zeer erg goed. Met de jaren ben ik nog meer van zijn werk gaan houden. Hij was ook erg genereus met het delen van zijn interesse in andere kunstenaars, en zo ben ik beginnen werken met Awoiska van der Molen en German Stegmaier. Ik zat vol goede bedoelingen, maar was achteraf bekeken ook vrij naïef en heb best wel veel leergeld betaald.
Hoe zou u het profiel van uw galerie willen omschrijven?
Dat vind ik een moeilijke vraag. Er zit zeker een duidelijke lijn in wat ik in de galerie toon (dat hoor ik toch vaak van anderen), maar zelf vind ik dat de galerie heel diverse dingen getoond heeft en toont. Ik heb een zwak voor abstracte schilderkunst, en er is veel aandacht voor werk op papier, maar ik heb ook geregeld sculpturen, fotografie en videokunst getoond. Er zijn veel relatief oudere kunstenaars aan de galerie verbonden, hoewel dat nu wat aan het veranderen is. Dat vind ik ook erg boeiend: dat je merkt dat je eigen voorkeuren toch gaan verschuiven, of dat er andere aspecten op de voorgrond komen.
Wat vindt u het mooiste aspect van het vak galeriehouder?
De ontmoetingen met kunstenaars en verzamelaars, het vaak onderweg zijn, het scouten, verkopen, de afwisseling, het bezig zijn met schoonheid, het opbouwen van een tentoonstelling, de vermoeidheid na een aantal dagen kunstbeurs, het lezen over en kijken naar kunst.
Met de meeste van mijn kunstenaars heb ik een warme, vriendschappelijke band. Toch is de relatie kunstenaar-galeriehouder eerder complex, met niet altijd gelijklopende belangen en strategische visies. Enige soepelheid en creativiteit is vaak wel nodig om elkaar niet te verliezen. Maar soms werkt het ook niet. Afscheid moeten nemen van een kunstenaar, of een kunstenaar die zelf vertrekt, is altijd erg pijnlijk. Soms snijdt dit heel diep, te vergelijken met het mislukken van een liefdesrelatie.
Wat er mij recent veel voldoening en plezier heeft gegeven, is de nog erg prille vertegenwoordiging van de estate van Joris Ghekiere. We hebben een erg succesvolle eerste tentoonstelling met zijn werk gehad, en er is de boeiende en intense samenwerking met zijn weduwe. We merken een zeer sterk groeiende belangstelling voor zijn werk dat – ondanks de uitzonderlijke kwaliteit – toch onvoldoende bekend was. Er was pas nog een intens bezochte en bewierookte tentoonstelling rond zijn werk in Emergent, gecureerd door de onnavolgbare Hans Theys, en er komt een uitgebreide presentatie van nooit eerder getoonde werken op papier in MU.ZEE, met een cataloog.
Het minst mooie: de berg administratie en het vullen van de vele elektronische platformen, die allemaal een beetje anders in elkaar zitten, en dus moet je tien keer hetzelfde doen, maar net iets anders. Hier is nog veel verbetering mogelijk, door te werken met één soort datastandaard voor kunstwerken en tentoonstellingen, die dan in alle systemen op dezelfde manier kan gebruikt worden. Wie daar een goed systeem voor vindt, en het ingang kan doen vinden, wordt schatrijk.
Met welke galeries voelt u zich nationaal/internationaal verwant?
Ik voel me met weinig galeries echt verwant, maar ik heb wel grote bewondering voor de eigenzinnigheid en moedige keuzes van bijvoorbeeld Ellen De Bruijne en Kees van Gelder in Amsterdam, en Harlan Levey in Brussel. Ik bezoek vaak de tentoonstellingen bij Meessen De Clercq en Hufkens, en heb waardering voor hun kunstenaars, en de manier waarop ze hun galerie hebben uitgebouwd. Ik probeer ook geregeld de tentoonstellingen te bezoeken van mijn Gentse collega’s Barbé Urbain en Tatjana Pieters, met wie ik een goede band heb. Sinds een klein jaar bundelen we onze krachten, en proberen we Gent echt op de galeriekaart te krijgen. Niet eenvoudig, met al dat Antwerps en Brussels geweld, maar het lijkt stilaan toch te lukken. We krijgen steeds meer verzamelaars uit Antwerpen en Brussel op bezoek, maar ook uit Gent zelf en natuurlijk uit West-Vlaanderen.
In een ideale wereld: welke kunstenaar zou u het allerliefst vertegenwoordigen?
Het concept van een ideale wereld is voor mij totaal betekenisloos. Je kan enkel vertrekken vanuit de situatie waarin je geworpen werd, en handelen met de middelen en energie die je ter beschikking kreeg. Van daaruit kan je pogen een paar stappen te zetten in de richting van een bereikbare, ‘betere’ wereld. Je moet vooral je eigen impact op situaties niet overschatten, en je afhankelijkheid van anderen en allerlei omstandigheden niet onderschatten. Los daarvan, heb ik een grote liefde voor het werk van Antony Gormley. Omdat ik hem ook persoonlijk goed ken, en hij een erg aangename, erudiete en gevoelige man is, had ik graag met hem gewerkt. Verder: Susan Frecon, Richard Aldrich, Tomás Saraceno, William Kentridge, Tino Sehgal, Etel Adnan, Mark Manders, en ik kan nog wel een tijdje doorgaan.
Wat is er veranderd in de kunstwereld sinds u uw eerste stappen zette?
De kunstwereld is in die paar jaar dat ik erin actief ben erg verhard, of zo voel ik het toch aan. Het is een hyperkapitalistische omgeving, zonder enige regelgeving. Dit heeft in de voorbije halve eeuw geleid tot een enorme concentratie van geld en invloed bij heel kleine bovenlaag van ‘top’-galeries, terwijl de overgrote meerderheid van de galeries kleine ondernemingen zijn voor wie het niet zo evident is om te overleven. In die zin lijkt de kunstwereld steeds meer op de voetbalwereld, of op de 'echte' wereld.
Verder is het belang van het digitale (Artsy en de vele andere platformen, maar vooral Instagram) fenomenaal toegenomen. Ik weet niet of dit een houdbare trend is. Ik vermoed soms dat we binnen een aantal jaar allemaal scherm-moe zullen zijn.
Van mijn eigen kunstenaars heb ik meestal meerdere werken aangekocht, omdat ik van hun werk hou, maar ook omdat ik hen wil steunen, ook als verzamelaar. Daarnaast heb ik werk verzameld werk van onder meer Marijn van Kreij, Rein Dufait, Johan De Wilde, Daisuke Yokota, Hannelore Van Dijck, Ante Timmermans…
Heeft Corona uw denken over de kunstwereld beïnvloed?
De online-wereld is nog belangrijker geworden, en dat zal niet meer veranderen. Niet dat online naar een scherm turen ooit de beleving in het echt kan benaderen, maar de online platformen zijn unieke oriëntatie- en informatietools geworden. Voor een galerie is het onontbeerlijk geworden om daarop aanwezig te zijn: je kan met mensen uit de ganse wereld in contact komen. Internationale platformen zoals Artsy zijn wel erg groot geworden, dus je kan er snel in verdwalen, letterlijk maar ook figuurlijk. Daarom geloof ik in het belang van meer lokale platformen, die de geïnteresseerden en verzamelaars de weg wijzen naar galeries en beurzen in hun regio. Niet iedereen heeft tijd en zin om naar de andere kant van de wereld te vliegen. Ook dat besef dringt stilaan door, denk ik.
De voorbije weken en maanden is me – bijvoorbeeld na een gesprek met een bezoeker in mijn eigen galerie of bij het bezoeken van tentoonstellingen bij collega’s – verschillende keren de gedachte door het hoofd geschoten dat galeries toch wel fantastische plekken zijn. Je bezoekt een tentoonstelling alleen, of met je partner, of met een vriend of vriendin, je ziet vaak mooie of interessante dingen, je kan erover nadenken, babbelen, lezen of juist het zwijgen toe doen, je kan zo vaak terugkomen als je wil, en dat alles is volledig gratis, zonder enige verplichting. Soms vind ik dat van een ontroerende schoonheid en gulheid. Daarom ben ik er vol van overtuigd dat galeries ook in de toekomst een cruciale rol zullen blijven spelen in de kunstwereld.
Bekijk hier de kunstenaars vertegenwoordigd door Kristof De Clercq gallery.