Heeft u kunst van huis uit meegekregen?
Ja, ik ben ermee opgegroeid. Kunst was onderdeel van het leven van mijn ouders, zoals architectuur en design dat ook was. Het stond niet los van elkaar. Mijn vader had een verfgroothandel in Heerlen en later op nog andere plekken in Limburg. Dat waren gebouwen die voor die tijd spectaculair vernieuwend waren, ook qua interieur en kunst die daar te zien was – al of niet geïntegreerd in de architectuur. Die vernieuwing werd strak doorgevoerd in de grafische ontwerpen van de jaarlijks uit te geven kalenders van Graatsma Slothouber bijvoorbeeld, en in ontwerpen van Baer Cornet. Als kind was ik mij ervan bewust dat in deze wereld iets wezenlijks aan de hand was.
Hoe bent u in aanraking gekomen met de kunstwereld?
Het bedrijf van mijn vader maakte een maal per jaar een tentoonstelling van een jonge hedendaagse kunstenaar, in samenwerking met de galerie van Riekje Swart uit Amsterdam. Er werd dan een opening gehouden op de zolder van het bedrijf, met aansluitend een ontvangst bij ons thuis. Dat was voor mij een openbaring. Al die mensen uit het Westen, allemaal aan het begin staand van hun bevlogen levens in de kunst. Het had iets magisch. Mijn ouders kochten uit iedere tentoonstelling een kunstwerk en dat hing dan bij ons thuis. Ad Dekkers, Peter Struycken, Bob Bonies. Met Dekkers en Struycken ontstond een hechte vriendschap. Als ik vriendinnen mee naar huis nam werd ik regelmatig geconfronteerd met vragen waarom een paar zaagsneden in een witte plank kunst was. Ik begreep niet dat ze niet zagen dat het gewoon bloedmooi was.
Wat was uw eerste betrekking in een galerie? Of bent u gelijk zelf een galerie gestart?
Tijdens mijn studie kunstgeschiedenis ben ik vrijwel meteen gaan werken bij de galerie van Geert van Beijeren en Adriaan van Ravesteijn: Art & Project, in Amsterdam. Adriaan en Geert waren ongelooflijk inspirerende mensen, die de avantgarde in de hedendaagse kunst toonden. Kunstenaars als Ger van Elk, Stanley Brouwn, Daan van Golden, Richard Long, David Tremlett, Tony Cragg en Lawrence Weiner. Zeer conceptueel allemaal, maar mensen van vlees en bloed. Ik vond het geweldig dat ik die kunstenaars en de ontwikkeling van hun werk van zo dichtbij mocht meemaken. Ik heb er jaren gewerkt en veel geleerd.
Pas in 1989 startte ik mijn eigen galerie met prenten en edities, in samenwerking met Marcel Kalksma, die achter de galerie een atelier met drukpersen had voor lithografie, etsen en houtsneden. Er werd flink geëxperimenteerd, met als resultaat bijzondere serie prenten van Marlene Dumas, Erik Andriesse en Leo Vroegindeweij, om maar een paar voorbeelden te geven.
Daarnaast zocht ik voor de galerie de Expeditie naar uitgaven elders in de wereld en maakte daar tentoonstellingen mee. Het waren tijden dat je door één prent aan te kopen de rest nog in consignatie kreeg. Zo maakte ik achteraf gezien heel bijzondere tentoonstellingen met Sol LeWitt, Tony Cragg en Barry Flanagan. In het begin van de jaren negentig heb ik dat concept van grafiek losgelaten op aandringen van Ger van Elk en Fransje Killaars, en ontwikkelde de galerie zich naar een meer reguliere functie: die van een vertegenwoordiging van een vaste groep veelal jonge kunstenaars. Dat waren dynamische jaren, met veel internationale contacten voortkomend uit deelname aan kunstbeurzen in het buitenland. Het was ook een periode van veel reizen.
Zes jaar geleden ben ik samen met Paul Andriesse een nieuwe galerie begonnen – andriesse ∼ eyck – waarin wij onze krachten hebben gebundeld.
Hoe zou u het profiel van uw galerie willen omschrijven?
Dat is een moeilijke vraag. De kunstenaars met wie wij werken zijn zo verschillend, maar wat ze gemeen hebben is dat ieder van hen een zeer specifieke beeldtaal heeft ontwikkeld en daar bij wijze van spreken dag en nacht mee bezig is. Ik vind het belangrijk bij een kunstenaar een noodzakelijkheid te voelen om het werk te maken en een relevantie ervan voor de tijd waarin wij leven. Het moet iets te vertellen hebben, of verbazen, en liefst ook goed uitgevoerd zijn. Onze programmering bestaat inmiddels uit nationaal en internationaal gevestigde en doorbrekende mid-career kunstenaars, kunstenaars met wie wij vanaf het begin hebben gewerkt. Het hoeft voor ons niet persé jong-jonger-jongst te zijn. We zoeken natuurlijk wel altijd eigenzinnige types op. De afwisseling maakt het interessant.
Wat vindt u het mooiste aspect van het vak galeriehouder?
Het is prachtig om de ontwikkelingen van de kunstenaars waar we mee werken op de voet te kunnen volgen en bij te kunnen dragen aan het bieden van een platform om het werk de wereld in te krijgen. Daarnaast word je als galeriehouder gedwongen onbevangen te kijken, omdat de kunst altijd verandert. Dat is een voorwaarde om iets te kunnen zien en te beleven. De kunstenaars met wie ik werk openen telkens weer mijn ogen en laten mij vanuit nieuwe invalshoeken de wereld bezien. Als ik dat aan bezoekers of klanten inzichtelijk kan maken, word ik blij. Uiteraard wil je uiteindelijk verkopen, maar de weg daarheen geeft al veel voldoening.
Met welke galeries voelt u zich nationaal/internationaal verwant?
We hebben veel Amsterdamse collega’s en met de meeste voel ik mij verwant. Internationaal hebben we met verschillende galeries te maken van mijn eigen generatie en wisselen we projecten uit. Het afgelopen jaar hebben we samengewerkt met Thomas Dane in Londen, Sperone Westwater in New York, Sabine Knust in München en Tomio Koyama in Tokyo.
In een ideale wereld: welke kunstenaar zou u het allerliefst vertegenwoordigen?
Ik ga hier niet verklappen met wie ik zo graag zou willen werken, want daar ben ik nog mee bezig. Dit jaar hebben we voor het eerst een solo tentoonstelling gehad met Michael Landy, een kunstenaar waar ik al lang iets mee wilde doen. En als ik zie hoe een aantal kunstenaars waar wij mee samenwerken nu internationaal doorbreken, kan mijn wereld eigenlijk niet idealer.
Wat is er veranderd in de kunstwereld sinds u uw eerste stappen zette?
De kunstwereld is enorm gegroeid. Er zijn heel veel galeries, kopers en vooral veel beurzen bijgekomen. Wereldwijd is kunst kopen een lucratieve investering geworden. Dat neemt niet weg dat er nu ook juist heel veel mensen kunst kopen, omdat ze iets mooi of interessant vinden. Waar je vroeger te maken had met een overzichtelijk aantal grote verzamelaars is dat aantal flink gegroeid. Er is daarnaast een grote aanwas van kopers die zich niet direct als collectioneur willen bestempelen. Dat is mooi. Nederland is hier bijzonder in.
Door het internet is informatie verschaffen en zichtbaar zijn een belangrijke factor geworden. Snelheid is een ‘must’. Ik herinner mij dat in de jaren tachtig mensen nog naar de galerie kwamen om onderzoek te doen en de dossiers die je van je kunstenaars had aangelegd kwamen bestuderen. Nu moet je liefst per direct een perfect pdf-dossier met top high res foto’s aanleveren, toegespitst op de vragen van de desbetreffende persoon. Er zijn heel wat computeruren bijgekomen, haha. En dan kom ik meteen bij het allergrootste verschil vandaag de dag: het aantal bezoekers van galeries is sterk gedaald. In de jaren tachtig/negentig maakten mensen massaal galerierondjes in alle grote steden van de wereld, en ging er een ‘buzz’ door iedere stad. Nu zijn mensen eerder geneigd naar beurzen te gaan waar van alles en veel verschillends te zien is. Ze ontmoeten elkaar en partyen daar. Heel leuk allemaal, maar ergens toch jammer.
Het is uiteindelijk in de rust dat je iets echt kunt ontdekken. Kijken met je ogen en je hart in plaats van met je oren.
Wat/wie verzamelt u zelf?
Ik koop vooral werk van kunstenaars die ik zelf heb laten zien. Soms ook wel eens van andere kunstenaars bij collega’s in binnen- of buitenland. Vanuit de galerie altijd de laatste keuze, omdat de klanten voorgaan, met in mijn achterhoofd de wijze les van mijn leermeesters bij Art & Project: dat de overgebleven werken meestal de complexere zijn en daarmee het interessantst.
Heeft Corona uw denken over de kunstwereld beïnvloed?
Het heeft mijn denken bevestigd: andriesse ∼ eyck zijn wij gestart omdat wij anders wilden werken met meer focus op- en betrokkenheid bij onze klanten en kunstenaars. We wilden minder ruis van opgelegde te lopen parcoursen. Het continu over de wereld reizen is niet meer van deze tijd. In de samenwerking met tentoonstellingsplekken en galeries ligt meer kracht. Het kan en moet anders. Niet alleen vanwege Corona, maar ook vanwege de klimaatvervuiling.
Bekijk hier de kunstenaars vertegenwoordigd door andriesse ∼ eyck