Welkom in het Antropoceen: het tijdperk waarin niet de natuur, maar de mens een gevaarlijke geologische kracht bedient en daarmee alle andere levensvormen in gevaar brengt. Fotograaf Natascha Libbert onderzoekt in haar werk de schoonheid van deze vernietiging en de manieren waarop de natuur soms lijkt terug te slaan. Tot en met 9 januari is in Galerie Vriend van Bavink haar solotentoonstelling ‘Japanse Oesters’ te zien, met beelden die zowel de destructie als de veerkracht van de natuur tonen.
Libbert daagt ons uit om na te denken over de achterliggende structuren die ten grondslag liggen aan deze verwoesting. Het ingewikkelde aan deze werken is dat ze oogverblindend mooi zijn, soms haast subliem. Een verwarrende gewaarwording die ons bovendien confronteert met onze eigen houding ten aanzien van de steeds urgenter wordende klimaatcrisis: nog te afzijdig, wegkijkend, afwachtend. In een reeks die eerder dit jaar te zien was op Art Rotterdam maakte ze bijvoorbeeld een drieluik in Florida, Spanje en Cyprus. In Florida was ze getuige van opzettelijke brandstichting, om op die manier ongecontroleerde branden te voorkomen. In Spanje legde ze het verwoestende effect van immense voedselkassen vast. En in Cyprus kwam ze verlaten mijnen tegen, die ze in een prachtig doch giftig kleurenspectrum fotografeerde.
Libbert: “Ik vind het een mooi uitgangspunt om te kijken naar de textuur van een land: ik kijk naar het land om de mensen te begrijpen. Het is een soort visuele indexatie van mijn omgeving en ervaring. Door het te fotograferen, bestudeer ik het. Daarom ga ik ook altijd alleen op reis omdat ik anders afgeleid word. Ik ben geloof ik ook vaak op zoek naar een combinatie van mens en natuur – omdat ik dat visueel aantrekkelijk vind. Plekken die geen vragen bij me oproepen zou ik niet zo snel fotograferen.”
Die vragen maken haar werk intrigerend. Want welke bedoelde en onbedoelde gevolgen heeft dit menselijk ingrijpen voor het landschap? En welke rol speelt globalisering hierin? In deze tentoonstelling gebruikt ze de Japanse oester in de titel als case study en symbolisch voorbeeld. Dit weekdier kwam oorspronkelijk alleen voor aan de Aziatische kust van de Stille Oceaan, maar is door menselijk ingrijpen nu wereldwijd te vinden, waaronder in Zeeland. Toen in de jaren 60 een hardnekkige oesterziekte de kop op stak besloten kwekers deze Japanse oesters te importeren omdat ze sterker zijn: ze kunnen zowel op een harde en zachte ondergrond overleven. Daarnaast kunnen ze zich makkelijk vermenigvuldigen. Omdat ze het zaad van andere soorten consumeren - waaronder de mossel, de kokkel en platte oester - hebben zij een reproductievoordeel. Als gevolg van de opkomst van de Japanse oester is de Nederlandse kustlijn verregaand veranderd, door voorzien en onvoorzien menselijk ingrijpen.
Libbert startte haar carrière als accountmanager bij een groot reclamebureau, maar wijzigde van koers en begon aan een studie fotografie aan de KABK. Om dat te kunnen financieren werkte ze parttime als stewardess bij de KLM, waardoor ze op interessante plekken kwam. Die interesse voor andere landen kwam niet uit het niets: als kind woonde ze onder meer in Ghana, Spanje, de VS en Saoedi Arabië. Van jongs af aan was ze al gefascineerd door de vraag hoe mensen zich verhouden tot hun omgeving. Dat is nog steeds zichtbaar in haar foto’s: hoewel deze vaak landschappen verbeelden wordt het altijd pijnlijk duidelijk wat de menselijke invloed in het beeld is. Ze hoeft daarbij niets in scene te zetten. Libbert: “De wereld is zelf al gek genoeg.”
Libbert sleepte verschillende prijzen in de wacht en ontving onlangs een bijdrage bewezen talent van het Mondriaan Fonds. Zodra reizen weer binnen de mogelijkheden valt zal ze starten aan een residentie in de Everglades in Florida.