De titel van deze eerste soloshow van Ulrike Bolenz, Real Humans, doet me terugdenken aan de gelijknamige Zweedse televisieserie (ondertussen al meer dan 10 jaar geleden) waarin humanoïde robots onze relatie tot het mens-zijn op losse schroeven zetten. In die reeks vervaagt de grens tussen vlees en code, tussen aanwezigheid en simulatie.
Met haar expo Real Humans betreedt Bolenz een gelijkaardig universum. Geen sciencefiction, maar een open vorm van reflectie. Geen angst voor wat de mens zou kunnen verliezen, wel nieuwsgierigheid naar wat het lichaam kan worden wanneer het door technologie wordt verlengd. In Galerie Sofie Van den Bussche ontvouwt zich een tentoonstelling waarin het menselijke lichaam niet herleid wordt tot algoritme, maar verruimd wordt tot transparante gelaagdheid, licht, geheugen en potentie.
De voorbereidingen van de expo zijn nog in volle gang wanneer kunstenaar en galeriehouder even tijd vrij maken om het concept nader toe te lichten.
Het lichaam blijft bewegen, zelfs wanneer het stilstaat (Bolenz)
Tijdens het eerste deel van het interview vertelt Ulrike Bolenz hoe haar kunstenaarschap wortelt in de huid van het materiaal. Tussen nog op te hangen panelen en testende lichtpunten in de galerij, spreekt ze over dertig jaar werken met transparante polymeren en lichamen die lijken te ademen met elke verschuiving van het licht. Ze beschouwt deze polymeren niet als een neutrale drager, maar als een tweede huid die verandert naargelang de ruimte waarin ze zich bevindt. Haar techniek, monopolymeerprint, ontstaat uit meerdere lagen transparante materialen. “Ik wil geen eeuwig materiaal,” zegt ze, “maar een materiaal dat leeft.”
Die gedachte klinkt door in haar hele oeuvre. Bolenz verzamelde jarenlang videofragmenten van modellen die op beeld de toeschouwer naderen, lachen, draaien, terugdeinzen. Ze noemt die momenten “archetypische gebaren”, iets wat lichaamstaal toont vóórdat betekenis zich vastzet. En toch had ze het gevoel dat de beelden niet ver genoeg gingen, dat ze telkens opnieuw voortijdig afgebroken werden. Het is precies daar dat artificiële intelligentie haar praktijk raakt. Niet als spektakel, niet als futuristische geste, maar als verlengstuk van een haperende opname. “AI geeft me de mogelijkheid om de beweging, die tot een abrupt einde kwam, verder te laten zetten,” vertelt ze. “Niet om de mens te vervangen, maar om het moment dat ik miste alsnog te laten bestaan.”

Een van de werken Gemini belichaamt die gedachte, zonder het middelpunt van de expo te worden. Het toont een menselijke figuur die zich in transparante lagen verdubbelt en verplaatst, alsof het lichaam zichzelf observeert terwijl het uiteenvalt in licht. Wat je ziet is geen exacte kopie, maar een mogelijke versie. Een rilling van identiteit, eerder dan een verbeelding van technologie. Bolenz benadrukt dat identiteit voor haar nooit een afgesloten geheel is. Ze spreekt over het lichaam als een gelaagd organisme dat herinnering, tijd, projectie en aanwezigheid met elkaar verweeft.
Ze weigert haar werk te laten bepalen door marktlogica. “Ik kan alleen maken wat een stap vooruit is,” zegt ze. “Elk nieuw werk moet een opening zijn.” In die eenvoud schuilt haar kracht: autonomie, toewijding, en de overtuiging dat kunst moet blijven bewegen. Ze lacht wanneer ze zegt dat ze elke avond vroeg wil slapen zodat ze ’s morgens weer sneller kan beginnen. Het klinkt niet als discipline, maar als dankbaarheid.

De galerij als ruimte van vertrouwen en verruiming (Sofie Van den Bussche)
Het tweede deel van het gesprek neemt Sofie Van den Bussche het woord. Ze vertelt hoe Bolenz enkele jaren geleden haar galerij binnenwandelde en hoe meteen duidelijk was dat er een uitzonderlijke gevoeligheid aanwezig was. “Er zit een consequente lijn in haar werk,” zegt ze. “Maar ze blijft evolueren. Dat vind ik het sterkst aan haar: ze verandert, maar ze blijft herkenbaar.”
Voor Sofie is het essentieel om de materialiteit van Bolenz’ werk te tonen. De transparante dragers die zoveel betekenissen dragen, verliezen op schermen hun kracht. “Je moet ze zien bewegen met het licht,” zegt ze. Daarom hangen er zowel monumentale installaties als intiemere tekeningen en kleinere prints. De galerij wordt daarmee een ruimte waarin schaal en kwetsbaarheid naast elkaar bestaan. Sofie benadrukt dat de tentoonstelling bewust toegankelijke elementen bevat. “Nieuwsgierigheid moet een ingang kunnen vinden,” zegt ze. “Niet iedereen komt hier met voorkennis binnen. Maar iedereen moet hier kunnen binnenwandelen met verwondering.”
Ook haar kijk op de technologische elementen in Bolenz’ werk is helder. “Het is nooit technologie om de technologie,” zegt ze. “Het is altijd een manier om het lichaam meer ruimte te geven. Ze werkt niet met gadgets, maar met mogelijkheden.” In haar ogen is dat precies wat het werk van Bolenz onderscheidt van veel andere hedendaagse kunstenaars die zich op digitaliteit werpen: het menselijke blijft de kern, niet het concept.

De mens als transparante laag, als echo, als voortdurende mogelijkheid
Real Humans is een tentoonstelling die niet illustreert, maar bevraagt. De verwijzing naar de televisieserie is toevallig maar treffend, want Bolenz houdt zich net bezig met wat daar ontbreekt: niet de robotmens, maar de mens die zich voortdurend omzet in een nieuwe versie van zichzelf. Het lichaam in haar werk is geen entiteit maar een veld van veranderingen. De transparantie van haar dragers wordt een metafoor voor het zichtbare én het onzichtbare in de menselijke conditie.
In de werken die de expo samenbrengen, flakkert steeds hetzelfde principe op: menselijkheid zit niet in voltooiing, maar in onvolledigheid. Niet in één identiteit, maar in de gelaagdheid van identiteiten die over elkaar schuiven. In een tijd waarin virtuele versies van onszelf rondzweven op schermen, toont Bolenz niet de angst voor verdwijning, maar het potentieel van vermenigvuldiging. Haar lagen maken voelbaar dat de mens nooit één beeld is.
De galerij, met haar ramen, muren en lichtbanen, wordt zo een tussenruimte waarin de bezoeker wordt uitgenodigd om te kijken met een zachte bereidheid tot twijfel. Wat gebeurt er wanneer het lichaam zich verdubbelt? Waar begint het digitale? Waar eindigt het fysieke? En waarom zouden we die grenzen nog als scheiding zien? Wat Real Humans vooral toont, is dat het mensbeeld niet stopt wanneer technologie mee schrijft. Het begint precies daar opnieuw. Het lichaam blijft bewegen, zelfs wanneer het stilstaat. De huid blijft ademen, zelfs wanneer ze transparant wordt. De mens blijft werkelijk, zelfs wanneer hij in lagen uiteenvalt.