In Josilda da Conceição Gallery is op dit moment de tentoonstelling ‘Nice and Slowly’ te zien, met werk van drie jonge kunstenaars: Bernardus Baldus, Jean-Philippe Paumier en Jelle van Houten. Deze drie kunstenaars verschillen van aanpak, maar wat hen verbindt is de mate waarin onderzoek de drijvende kracht vormt voor hun praktijk.
Bernardus Baldus, wiens werk dit jaar te zien was in de Prospects & Concepts sectie tijdens Art Rotterdam, verdeelt zijn tijd tussen Berlijn en Utrecht. Voordat hij zich aan het kunstenaarschap waagde, rondde hij eerst een master rechten af in Leiden. Vervolgens studeerde hij aan De Akademie voor Kunst en Vormgeving St. Joost en aan het Sint Lucas in Antwerpen. In het werk van Baldus zien we vaak abstracties van universele en stijlloze locaties die hij als non-plaatsen beschouwt omdat ze weinig of geen sociaal-maatschappelijke of architecturale identiteit hebben. Daardoor missen ze een zekere authenticiteit en roepen ze uiteenlopende reacties op. Denk bijvoorbeeld aan strakke luchthavens, snelwegen, metrostations of kille hotelkamers, maar ook aan de onpersoonlijke esthetiek die we associëren met de bedrijfscultuur die we sinds de jaren ’80 zien. Branding speelt hierbij een grote rol, maar het formulematige aspect van die branding zorgt juist weer voor een verlies van identiteit en eigenheid. Wat gebeurt er als je de individuele en onpersoonlijke stijlkenmerken bestudeert en deze vervolgens isoleert (haast als een filmset), conceptualiseert en uitvergroot? Ook in zijn materiaalkeuze verwijst de kunstenaar naar elementen die passen bij deze vaak oppervlakkige levensstijl: van consumentisme tot gentrificatie.
De Franse kunstenaar Jean-Philippe Paumier kijkt net als Baldus met een onderzoekende blik naar consumentisme en massaproductie en dan specifiek naar objecten in de traditie van Duchamp’s ‘ready-mades’. Door alledaagse objecten uit hun originele context te halen - denk bijvoorbeeld aan een oranje citruspers met oranje mensentanden voor wrijving - krijgen ze als tegenwicht een nieuwe conceptuele, poëtische en esthetische waarde die daarvoor verborgen was. Door de gebruikswaarde van het object weg te nemen kan er klinischer gekeken worden naar kleur, materiaal en conceptueel potentieel. Toch rekent Paumier zijn sculpturen en installaties niet tot het absurdisme omdat zijn werk naar eigen zeggen niet gaat over de zin van het bestaan. Zijn doel is om ons op een andere manier te laten kijken naar de objecten om ons heen. Voor zijn installatie ‘Koningen raken geen deuren aan’ (2018) maakte hij bijvoorbeeld muurleuningen van zeep, verwijzend naar de Franse dichter Francis Ponge, die in zijn werk veel alledaagse objecten de revue liet passeren (waaronder ook zeep). In deze tentoonstelling zien we onder andere een zwarte duikfles die verbonden is aan een zware bowlingbal die semi-gewichtloos tegen de muur hangt. Ook in de andere zichtbare werken zien we het contrast tussen licht en zwaar terugkomen.
Jelle van Houten, die in 2019 afstudeerde aan de Gerrit Rietveld Academie, houdt zich juist bezig met zijn dagelijkse landschap. Gefascineerd door de manieren waarop mensen zich haast automatisch en op een ultra-efficiënte manier weten aan te passen aan hun omgeving, creëert Van Houten omgevingen waarbij mens en natuur geen duidelijke functie lijken te hebben. Met fysiek en historisch onderzoek als basis kijkt hij naar de manieren waarop toeval en ongelukken een rol spelen in de natuur en naar de manieren waarop het landschap gevormd is: op een natuurlijke manier of door menselijk toedoen. De abstracte schilderijen die daar uit voortkomen zijn te zien in deze tentoonstelling. Eerder groef hij voor zijn afstudeerproject klei-achtige aarde af aan de bedding van een rivier om daar vervolgens gedroogde bouwstenen van te maken die hij omvormde tot een tijdelijk sculpturaal bouwwerk, onderhevig aan de veranderlijkheid (en vergankelijkheid) van de natuur. Hij liet zich daarbij inspireren door Heraclitus’ beroemde uitspraak dat je nooit twee keer in dezelfde rivier kunt stappen.