Tot en met 1 juni is in SmithDavidson Gallery in Amsterdam ‘Le Carnaval des Animaux’ te zien, een groepstentoonstelling die de gelaagde en tijdloze relatie tussen mens en dier onderzoekt. De expositie sluit aan bij een lange traditie binnen de kunstgeschiedenis: dieren vormen al eeuwenlang een bron van artistieke inspiratie. De tentoonstelling brengt verschillende kunstenaars samen die ieder op hun eigen manier de aanwezigheid en betekenis van dieren in de kunst verkennen. Deze dieren roepen vragen op over identiteit, verbondenheid en de manier waarop we naar de natuur kijken. Naast fotografie en werk op papier bevat de tentoonstelling ook schilderijen van Australische First Nations-kunstenaars, die een extra gelaagdheid aan de presentatie toevoegen. Je ziet in deze tentoonstelling onder meer werk van Marie Cecile Thijs, Ingo Arndt, Marc Lagrange, Vincent Lagrange, Jorna Nelson Napurrula en Matthijs Scholten.
Dieren spelen al eeuwenlang een belangrijke rol binnen de kunstgeschiedenis. In statige renaissanceportretten figureren papegaaien als statussymbolen, terwijl leeuwen macht en moed symboliseren op wapenschilden. In mythologische en religieuze verbeeldingen verschijnen dieren als boodschappers of goddelijke manifestaties of als metafoor voor menselijke eigenschappen. Soms verworden ze tot een embleem van macht, wijsheid of kwetsbaarheid, soms abstracter, als verbeelding van instinct of een oervorm. In veldslagen duiken paarden en olifanten op als stille getuigen van de geschiedenis, en soms zien we hen als politieke metaforen, zoals in Animal Farm. Waar de ene kunstenaar dieren antropomorfiseert en hen inzet als spiegel van menselijke emoties en sociale structuren, tonen andere kunstenaars hen juist als autonome wezens met een eigen blik en agency, los van de menselijke perceptie. In de tentoonstelling bij SmithDavidson komen verschillende perspectieven samen: van antropomorfe portretten en mythische transformaties tot kritische reflecties op de complexe relatie tussen mens en dier.
Zo ademt het werk van Marie Cecile Thijs de sfeer van de 17e-eeuwse Hollandse meesters, maar met een geheel eigen, eigentijdse benadering. In haar gestileerde composities bevriest de Nederlandse fotograaf de tijd en haalt ze dieren en objecten uit hun vertrouwde context, waardoor ze een bijna mythische lading krijgen. Een kat met een molensteenkraag, digitaal ontleend aan een authentiek 17e-eeuws exemplaar uit de collectie van het Rijksmuseum, kijkt met koninklijke ernst de wereld in. In een ander werk balanceren twee duiven op een globe en in een ander zien kruipen twee slakken langs de wijzerplaat van een klok, alsof tijd hier een andere betekenis krijgt. In haar gestileerde composities worden dieren verheven, bijna mythologisch, zonder hun tastbare, alledaagse realiteit te verliezen.
De Duitse fotograaf Ingo Arndt legt de wereld van wilde dieren vast met een ongekende precisie en gevoeligheid, waarbij hij dieren niet alleen als objecten van observatie toont, maar als autonome wezens in hun eigen habitat. Zijn prijswinnende werk, gepubliceerd in publicaties als National Geographic en BBC Wildlife, is het resultaat van maandenlange expedities waarin hij zich volledig onderdompelt in de natuur. De beelden die hij maakt, zoals de gespannen blik van een poema in Patagonië of een rechtopstaande beer in ondiep water, tonen niet alleen de fysieke kracht en schoonheid van deze dieren, maar ook hun persoonlijkheid en aanwezigheid in het landschap. Arndt's fotografie overstijgt het documentaire karakter en raakt aan iets tijdloos. Zijn werk roept op tot bewustwording van de kwetsbaarheid van de natuur, zonder daarbij de majesteit en ongetemde kracht van zijn onderwerpen uit het oog te verliezen.
Jorna Nelson Napurrula’s schilderij ‘Janganpa (Possum) Dreaming’ (2007) in de tentoonstelling is geworteld in de Warlpiri-traditie, waarin kunst niet alleen een visuele expressie is, maar ook een spiritueel en historisch archief. Dit werk verbeeldt het pad van de janganpa, de borstelstaartbuidelrat die ’s nachts door het landschap trekt en zijn sporen achterlaat in de vorm van wervelende lijnen en ritmische ‘E’-vormen. Deze inmiddels uitgestorven buidelrat speelt een centrale rol in mythische voorouderlijke verhalen die de relatie tussen mens, dier en land definiëren. Met een aardse kleurenpallet en een kenmerkende techniek brengt Napurrula een spirituele cartografie tot leven, waarin niet alleen de beweging van de janganpa wordt vastgelegd, maar ook de diepe verbondenheid tussen de Warlpiri en hun land. In de tentoonstelling in SmithDavidson contrasteert dit werk met de meer figuratieve dierenportretten in de tentoonstelling en voegt het een (volgens Westerse begrippen) abstracte, meditatieve laag toe aan de dialoog over de rol van dieren in kunst en cultuur.
De Belgische fotograaf Vincent Lagrange fotografeert dieren zoals je normaal gesproken mensen zou portretteren: intiem, direct en met een gevoel van individualiteit. In plaats van hen in actie vast te leggen in hun natuurlijke omgeving, plaatst hij ze verstild tegen een sobere achtergrond en richt hij de aandacht op hun blik, houding en textuur. Een neushoorn met een kwetsbare maar standvastige uitstraling, een walrus die de camera peinzend aankijkt, een sneeuwuil met een haast doorgrondende blik — zijn portretten nodigen uit om dieren niet langer als ‘de ander’ te zien, maar als wezens met een eigen aanwezigheid. Met ‘The Human Animal Project’ onderzoekt Lagrange de connectie tussen mens en dier, waarbij hij speelt met de grenzen tussen herkenning en vervreemding. Daardoor vraagt de kijker zich ongemerkt af of de afstand tussen ons en andere diersoorten eigenlijk wel zo groot is. Zijn werk verscheen onder andere op een cover van National Geographic.
Matthijs Scholten schildert zoals hij denkt: impulsief, ongeremd en ongefilterd. Het werk van de Nederlandse schilder barst van de energie, een mix van graffiti-invloeden, outsider art en een instinctieve lijnvoering die nergens wordt afgeremd door conventies. Felle kleuren en rauwe contouren botsen en versmelten, waardoor zijn doeken bijna vibreren. Dieren duiken op als hybride wezens — half instinct, half verbeelding — soms grotesk en vervormd, soms vol speelse dynamiek. In ’Le Carnaval des Animaux’ vormen zijn schilderijen een onstuimige tegenhanger van de meer verstilde of gestileerde dierenbeelden in de tentoonstelling: een herinnering dat dieren in de kunst niet altijd netjes of symbolisch hoeven te zijn, maar ook rauw, onvoorspelbaar en wild.
Marc Lagrange werkte met een bijna cinematografische benadering van fotografie, waarin elk detail — compositie, licht, textuur — tot in de perfectie is geënsceneerd. In een van zijn iconische foto’s hangt een naakte vrouw aan de slagtand van een olifant, haar lichaam gespannen, terwijl het dier schijnbaar onaangedaan lijkt. Het beeld roept vragen op over macht en fysiek overwicht, over de rolverdeling tussen mens en dier. Lagrange gaf de voorkeur aan analoge technieken zoals platinumdruk, een zeldzaam en arbeidsintensief proces dat de diepte en zachtheid in zijn beelden versterkt. In de context van de tentoonstelling voegt zijn fotografie een dramatische, bijna theatrale laag toe aan de manier waarop mens en dier zich tot elkaar verhouden.