Trek thuis een willekeurige bureaula open en de kans is groot dat er een oude iPod of discman ligt. Ooit werden ze begeerd, en als we ze eenmaal bezaten, werd er zuinig mee omgegaan. Tegenwoordig liggen ze te verstoffen. Weggooien gaat nog net een stap te ver. Maar waarom is dat eigenlijk?
De Rotterdamse kunstenaar Ruben Mols maakt sculpturen van deze verouderde consumentenelektronica en datadragers. Mols maakte onder meer een toetsenbord, diskettes en een Tamagotchi na op een iets groter formaat en beschouwt deze apparaten en dragers als een verlengstuk van onze identiteit. ‘We ondersteunen onszelf bij het uitvoeren van allerlei cognitieve taken door deze uit te besteden aan onze elektronica. Hiermee is er een circuit ontstaan tussen gebruiker en apparatuur. Het beïnvloedt de manier waarop we in contact staan met onszelf en de ander, hoe we informatie tot ons krijgen en in wat voor wereld we leven. Onze technologie is vormend en moet ook als zodanig gezien worden.’
De tentoonstelling 'Connected', met werk van onder meer Ruben Mols, Pieter Martyn en Saminte Ekeland, is nog tot en met 8 februari te zien bij Galerie Frank Taal in Rotterdam.
Op 16 februari opent daar de duotentoonstelling van Ruben Mols en Vladimir Potapov.
Ruben, waar is je atelier en kan je beschrijven hoe het eruit ziet?
Ik heb mijn atelier bij stichting Kunst&Complex in Rotterdam. Het is een rechthoekige ruimte van 33 vierkante meter met witte muren, gelijkmatig verlicht door daglichtlampen en aan een kant een strook ramen. Je zou het als een vrij steriele ruimte kunnen omschrijven. De vorige huurders waren architect en hebben zich uitgeleefd om de ruimte strak te krijgen en ik heb daar veel profijt van.
Een schilder zweert bij natuurlijk licht, liefst uit het noorden. Dat lijkt mij in jouw praktijk iets minder noodzakelijk. Je maakt onder andere sculpturen van verouderde consumentenelektronica, oude toetsenborden, cd jewelcases, diskettes etc. Waar moet een goed atelier voor jou aan voldoen?
Omdat de verschillende werkzaamheden zo kunnen variëren probeer ik te behouden dat de ruimte flexibel in te richten is. Met schragen en tafelbladen heb ik zo een werkstation opgezet. Ik vind het fijn me goed te kunnen concentreren en in te zoomen op het werk, echt een rommel wordt het nooit. Alles heeft zijn plek. Daarnaast is ook de locatie van mijn atelier erg gunstig. De bouwmarkt ligt op loopafstand en de lasersnij-service is een straat verderop gevestigd. Een gunstige ligging is geen must, of altijd te kiezen natuurlijk, maar bespaart wel een hoop tijd.
Stel: ik loop stage bij je, hoe ziet mijn werkdag er dan uit?
Dat is afhankelijk van het punt waarop het werkproces zich bevindt. Het begint met een digitaal proces van beeld componeren en uittekenen op de computer. Wanneer het fysieke proces begint dan kan het kan zijn dat er bijvoorbeeld veel geschuurd moet worden, of gegrond en gelakt. In de afwerking van de sculpturen zit veel tijd. Soms heb ik assistentie nodig met laswerk of bij het maken van 3D-modellen. Een ander moment worden er bouwpakketten in elkaar gezet of moeten er mallen worden gemaakt.
Gefeliciteerd met je deelname aan 'Connected' bij Galerie Frank Taal. Welke werken krijgen we daar te zien?
In 'Connected' toon ik een drietal werken met de titel Intro-spec-tech (I, II, III). Deze zijn gemaakt naar aanleiding van de realisatie dat mijn telefoon meer weet over mij dan ik weet over mijn telefoon. In een poging meer over mijn telefoon te weten te komen ben ik deze, en andere elektronische apparaten, gaan ontleden. In de binnenwereld of 'achter de schermen' vond ik een interessante beeldtaal. Vormen, onderdeeltjes, uitsparingen, allemaal met een voor mij onbekende functie. Ik heb geprobeerd me deze beeldtaal eigen te maken en hieruit zijn verschillende werken voortgekomen waaronder de Intro-spec-tech werken. Na de tentoonstelling 'Connected' stel ik opnieuw tentoon bij Frank Taal. Bij deze tentoonstelling presenteer ik onder andere de Attic Memory serie.
Je werk raakt aan een onderbelicht thema: namelijk hoe apparaten en elektronica onze persoonlijkheid of zelfbeeld beïnvloeden. Je recentste serie Attic Memory (2024) bestaat uit verhuisdozen met afgedankte elektronica en informatiedragers als diskettes, een Tamagotchi en toetsenbord. Ze zitten in een verhuisdoos, we gebruiken ze niet meer, maar gooien ze ook niet weg. Beschouw jij deze voorwerpen als een egodocument of verlengstuk van onszelf en hoe zou je die relatie omschrijven?
Absoluut als verlengstuk. We ondersteunen onszelf bij het uitvoeren van allerlei cognitieve taken door deze uit te besteden aan onze elektronica. Hiermee is er een circuit ontstaan tussen gebruiker en apparatuur. Deze verstrengeling boeit mij enorm. Het beïnvloedt de manier waarop we in contact staan met onszelf en de ander, hoe we informatie tot ons krijgen en in wat voor wereld we leven. Onze technologie is vormend en moet ook als zodanig gezien worden.
Met de Attic Memory werken probeer ik te reflecteren op de digitalisering tussen de jaren 80 en 90. Een periode waarin, veel van wat we nu als vanzelfsprekend beschouwen, in de kinderschoenen stond. Ieder apparaat vervulde zijn eigen taak, had een bepaalde fysieke kwaliteit. Toegegeven, Lp's nemen ruimte in en een Spotify account is wat dat betreft veel gemakkelijker. Toch denk ik dat het opzetten van een plaat, de plaat afluisteren en omdraaien een wezenlijke toevoeging is in je luisterervaring. De manier waarop we nu met onze data werken is vele malen immateriëler. Met de werken probeer ik ook dat fysieke verlies te omschrijven.
Weet je nog wanneer je interesse ontstond voor de relatie tussen deze consumentengoederen en onze persoonlijkheid?
Ik denk dat er bij mij al tijdens de opkomst van social media platforms als Myspace en Hyves vraagtekens opkwamen betreft het contrast tussen wat er digitaal werd gepresenteerd, en wat er 'werkelijk' offline plaatsvond. Het vormgeven van je online persona, gelang de kaders van de online architectuur, wekt weerstand bij mij op. Die weerstand heeft te maken met mijn overtuiging dat de mens zich, in alle complexiteit, helemaal niet laat vangen, vertalen of representeren door kunstmatige structuren. Ook denk ik dat het opgroeien in de jaren ‘90, met videogames, Tamagotchi's en computers, mij al vroeg beïnvloed heeft.
Welk voorwerp was eigenlijk het lastigste om te produceren?
Het meest complex om te produceren was de Tamagotchi. Hiervan is eerst een 3D-model gemaakt op de computer, die ik vervolgens heb uitgeprint, geschuurd en beschilderd. Het scherm bestaat uit lasergesneden acrylaat en hout en de knoppen zijn gemaakt van siliconen. Een dynamisch productieproces waarin zowel gewerkt is met computers en computergestuurde machines als ook het maken van mallen en gietwerk.
Het meest arbeidsintensief was het maken van het toetsenbord. Deze is gebaseerd op een toetsenbord van het merk Altrix. Er zitten 106 individuele toetsen op die allemaal in de juiste hoek geschuurd moesten worden, gegrond, gelakt en vervolgens de gravering gevuld. Overigens vind ik dat repetitieve werk helemaal niet vervelend om te doen.
Stel, geld en tijd spelen geen rol, welk project zou je dan oppakken?
Het lijkt me gaaf om een fictieve fabriekssituatie te maken volledig voorzien van assemblagestations en lopende banden waarin sculpturen stapsgewijs in elkaar gezet worden. Een performance van speculatieve industriële productie. Ideeën die ik daarbij heb gaan over automatisering en schaalvergroting in de industrie tegenover ambachten en handwerk. Ook zou ik graag willen experimenteren met kunststoffen en het gebruiken van bijvoorbeeld spuitgietmatrijzen.
Jij richt je in je werk vooral op datadragers uit de jaren ’90. Sindsdien zijn we van fysieke dragers overgegaan op streaming en sociale media. Is er een kans dat je in de toekomst werk gaat maken over sociale media, omdat deze thema’s daar ook spelen?
Ik heb veel vragen over de relaties tussen mens en machine, het houdt me enorm bezig. Ik denk dat het werk, in zekere zin, zich al uitspreekt over sociale media, zonder dit letterlijk te doen. Voor mij is bijvoorbeeld het tonen van de Tamagotchi ook een uitspraak over de zuigende, verslavende werking van de sociale media en het risico dat kleeft aan online validatie. We zijn als het ware zelf tot de Tamagotchi verworden, die al piepend zeurt om aandacht, om interactie. Ik hoop met mijn werk op die manier reflectie te bieden op het voortdurende experiment van technologieën in transformatie. Ik sluit niet uit dat mijn werk zich ooit meer expliciet gaat uitspreken over sociale media.
Het jaar is net begonnen. Wat staat er allemaal op de rol voor 2025?
Het belooft een mooi jaar te worden. 'Connected' bij Galerie Frank Taal trapt het jaar af. In februari stel ik daar opnieuw tentoon, tegelijk met Vladimir Potapov (opening 16 februari). Ook in februari toon ik werk bij Kunsthal Kloof in Utrecht in een duotentoonstelling met Valentino Russo (opening 28 februari). Mijn werk zal te zien zijn bij Galerie Frank Taal tijdens Art Rotterdam (28-30 maart in Rotterdam Ahoy). Rond die tijd begin ik aan het maken van een publicatie over de werken die in 2024 zijn gemaakt. Ook is er de mogelijkheid dat mijn werk dit jaar te zien gaat zijn op een kunstbeurs in China, via mijn samenwerking met CHAxARTxRTM. Ik ga dit alles met veel plezier tegemoet en ben bovenal benieuwd hoe het werk zich verder gaat ontwikkelen.