Bij Galerie Ron Mandos zijn op dit moment vier presentaties tegelijk te zien. Abul Hisham, Matias Salgado, Andy Llanes Bultó en Karen Lamassonne: vier kunstenaars met een been in de Westerse traditie en het andere in die van hun land van herkomst.
Van de Indiase Rijksakademie-alumnus Abul Hisham is een aantal panelen te zien waarmee hij eerder dit jaar de Schefferprijs won. Hisham koppelt diepe kleuren aan serene landschappen met daarin menselijke figuren en religieuze rituelen. Zijn werk heeft iets onschuldigs, alsof hij ons de wereld toont door de ogen van een kind. Een terugkerend element is de muur, beschilderd met een zanderige textuur die het ene deel van het schilderij van het andere scheidt: een biddende jongen gescheiden van zijn moskee en een groep vrienden van hun thuisland. Het ligt voor de hand om Hishams muur op te vatten als kritiek op uitsluiting en migratiebeleid, maar zijn werk appelleert aan zoveel meer. In Hishams komen alle elementen van de conditione humaine aan bod: van verlangen en macht tot geloof en herinnering.
Ook is er nieuw werk te zien van Matias Salgado, de Argentijnse schilder die vorig jaar de Ron Mandos Young Blood Award won. De Cubaan Andy Llanes Bultó woont en werkt in de VS waar hij de rijke kunstgeschiedenis van het naakt koppelt aan het gebruik van bladgoud. Er zit veel beweging in zijn voorstellingen en zijn figuren lijken fysiek met elkaar verknoopt te zijn, als in een ingewikkelde choreografie. In Cuba, zegt Llanes Bultó, heeft bijna alles te maken met dans, een erfenis van de Spaanse kolonisatie vermengd met de Afro-Cubaanse cultuur.
De presentatie die je bij het binnengaan van de galerie ziet, is die van Karen Lamassonne, een Colombiaans-Amerikaanse kunstenaar wiens carrière eind jaren 70 een vlucht nam. Haar werk staat de laatste jaren weer volop in de aandacht.
Banos
Vanuit Westers perspectief is het moeilijk voorstelbaar dat het paar onderbenen dat een douche verlaat over azuurblauwe en witte tegeltjes eind jaren ’70 in Colombia zoveel ophef veroorzaakte dat de originele waterverftekeningen van de muur werden gehaald. Toch gebeurde het. “Het is jammer dat het aan het begin van de tentoonstelling gebeurde, want vrijwel niemand in Cali heeft de werken gezien”, vertelt Lamassonne in de galerie over haar Banos serie, “maar door de ophef had mijn werk al wel een soort stigma toen het later in Bogota en Medellin werd getoond.”
De tentoonstelling in Cali was Lamassonnes eerste solotentoonstelling en bestond uit een twintigtal waterverfschilderijen van badkamers met fragmenten van een naakt lichaam. De tentoonstelling was in de Executive Club van Cali, een ruimte die zowel werd gebruikt om kunst te tonen als voor conferenties. “Ik geloof dat de spreker een lezing hield over verzekeringen. Toen hij merkte dat de meeste mensen in de zaal meer interesse hadden voor mijn werk, zei hij iets als: I cannot continue with these obsceneties around me.”
In het Nederland van eind jaren ’70 had deze opmerking waarschijnlijk geen effect gehad, maar in Colombia wel. Lamassonne schetst de context als conservatief, katholiek, machismo en opgelegde verwachtingspatronen ten aanzien van vrouwen. Lamassonne viel in zekere zin buiten die verwachtingspatronen, vertelt ze, omdat half Amerikaans is en deels opgroeide in New York. In haar beleving maakte ze gewoon werk over haar leven en haar omgeving.
Het naakt was voor Lamassonne geen probleem. In haar ogen plaatste ze zichzelf slechts in een lange traditie.“Het naakt maakt het voor veel mensen erotisch of sensueel. Ik ben opgegroeid met het kijken naar kunst en in de kunstgeschiedenis was iedereen naakt. De heiligen als ze werden gemarteld of Jezus aan het kruis. Het menselijk lichaam was iets dat ik overal in de kunst zag en voor mij was het heel natuurlijk om een menselijk lichaam te gebruiken. Bovendien ben ik een vrouw, dus ik heb mezelf geschilderd.”
Beknopt overzicht
Deze galeriepresentatie is in feite een beknopt overzicht van Lamassonnes werk van de afgelopen vijf decennia. Het vroegste werk is een tekening getiteld Vuelo (vlucht) uit 1974. Twee handen lopen in elkaar over en vormen samen de vleugels van een vogel of vliegtuig. Daarna volgen de Banos, waarvan een aantal litho’s te zien is. Ook is er recent werk en werk uit de jaren ’80 te zien waarin ze fotografie en schilderkunst combineert. Lamassonnes werk kwam opnieuw in de belangstelling te staan in 2017 toen het werd geselecteerd voor de tentoonstelling Radical Women, een reizende tentoonstelling over vrouwelijke Latijns Amerikaanse kunstenaars die voor opschudding hadden gezorgd. De tentoonstelling deed Los Angeles, New York en Sao Paolo aan. Het werk van The Grupo de Cali waar Lamassonne deel van uitmaakte, is deze maand te zien op het fotofestival van Arles.
Kraaienkop
Dit jaar maakte Lamassonne wederom een aantal badkamerscenes waarin ze foto’s combineert met verf. Ditmaal niet met lieflijke pastelkleuren, maar fluorescerende kleuren groen, geel en rood. “Ik gebruik een palet met psychedelische kleuren – ik houd van felle kleuren om het allemaal wat vrolijker te maken. Bovendien geven ze mijn werk een heel fantasierijk en onwerkelijk effect. Deze kleuren maken het echt trippy.” Dat fantasie-aspect zit ook duidelijk in de kraaienkop die ze haar partner op een van de werken gaf. “Het was een foto van mijn partner, maar hij had geen hoofd, dus heb ik er een kraaienkop bovenop geschilderd. Het voelde goed. Het zijn intelligente vogels.”
De uitspraak is typerend voor de intuïtieve werkwijze van Lamassone: “Ik houd ervan om elementen op een heel organische manier bij elkaar te brengen. Misschien denk ik er een paar jaar later eens over na wat mij ertoe dreef dit werk te maken. Ik wil niet dat een figuur in mijn werk iets specifieks zegt. Ik laat het liever open voor de interpretatie van de kijker”.