Schilder Wannes Lecompte heeft een motto: aankomen en afblijven. Kijken vormt voor hem de basis van zijn handelen. Lecompte staat net zo lang tot hij een efficiente manier ziet om een schilderkunstig probleem om te lossen. “Kijken tot het af is”, noemt hij dat. Het is dan ook niet zonder reden dat zijn werk langzame kunst wordt genoemd.
Bij Eva Steynen Gallery in Antwerpen is nu Lecomptes recente serie Symphonic Poems te zien. Een serie werken waarbij hij telkens dezelfde sjablonen aan de rand van het canvas legde, maar waarbij de canvassen elk een ander formaat hebben.“Samen is de reeks een verhaal, een geheel. Een geheel als verhaal.”
Tiptoe met werk van Wannes Lecompte en Ken'ichiro Taniguchi is nog tot en met 14 juli op afspraak te bezoeken in de Eva Steynen Gallery in Antwerpen.
Waar is uw atelier en kunt u beschrijven hoe het eruit ziet?
Mijn atelier bevindt zich in Werkplaats Walter: het project van Teun Verbruggen en Lien van Steendam. Het is een mooi gerenoveerd pand in Anderlecht met boven een concertzaal en in de rest van het gebouw een zestal ateliers. Na de verbouwing van het gebouw ernaast zal het project meer dan verdubbelen met meer ateliers en een residentieplek voor muzikanten. Het is een fantastische plek waar beeldend kunstenaars en muzikanten elkaar ontmoeten. Heerlijk om te werken wanneer er boven mijn hoofd onder meer de Flat Earth Society Band aan het repeteren is.
Ter voorbereiding op dit interview las ik ergens dat u ‘langzame kunst’ maakt waarin toeval en wachten een rol spelen; hoe vertaalt zich dat naar een typische atelierdag?
Mijn atelierdag begint met koffie, in de zetel. Ik neem er de werkelijke tijd om te kijken naar wat ik voordien gedaan heb. ‘Kijken tot het af is’, zeg ik weleens. Dan zoek ik een manier, een tactiek, om op een zo efficiënt mogelijke manier te reageren op wat ik zie. Ik hou van het idee dat ik dat efficiënt kan doen. ‘Aankomen en afblijven’ is mijn moto. Dus kijken is voor mij wel de basis van mijn handelen. En erachter trachten te komen wat nu precies het probleem is, of waar dat zich eventueel kan bevinden.

Het ging al even over de Flat Earth Society Band die boven uw atelier repeteert, maar u heeft in het verleden ook samengewerkt met muzikanten, toch?
Met mijn ‘Different Pieces’ performances heb ik met muzikanten samengewerkt. In deze reeks van negen voorstellingen heb ik elke keer andere muzikanten uitgenodigd om mezelf mee op het podium uit te nodigen. Vanuit een diep respect, en ook vanuit de steeds intrigerende vraag waar de raakvlakken zich bevinden tussen muziek/muzikanten en beeldende kunst/-enaars, stond ik ten dienste van de muzikanten en deed ik de afwas op het podium. Hier ging het soms meer om de handeling en het visuele van het afwassen maar soms werden de geluiden versterkt waardoor het een ruis werd als onderlaag van de muziek.
Hoe ziet u de verhouding tussen muziek en beeldende kunst; is dat een volledig andere discipline of ziet u de kunsten als een geheel, een continuüm?
Met mijn ‘Different Pieces’ performances heb ik de eer gehad om met vele grootheden uit de hedendaagse improvisatie jazz samen te mogen werken. Dus de verhouding interesseert mij wel. Wat ik als abstract schilder boeiend vind, is dat figuratie te vergelijken is met melodie in de muziek. Neem de figuratie weg, en het werk wordt abstract omdat de leidraad weg is. Daar is het waar vele mensen afhaken omdat hun houvast verdwenen is. Neem melodie weg uit een muziekstuk en vele mensen krijgen angst, omdat ze het ‘niet meer begrijpen’. Het is met deze bedenking dat het volgens mij heel belangrijk is om de mensen te leren kijken naar vele andere beeldende en muzikale middelen als melodie en figuratie. Gelaagdheid bijvoorbeeld heb je zowel in de muziek als in de beeldende kunst. ‘Een beetje zoals een vrouw in de winter’, zei een vriend me deze week nog. Ik vind dat mooi.

Gefeliciteerd met uw duotentoonstelling met Ken'ichoro Taniguchi bij Eva Steynen. Van u is de serie Symphonic Poems te zien. De doeken hebben namen als Een symfonie in vijf delen, appartement 3. Hoe kwam deze serie tot stand; is er een achterliggend idee of ziet u de onderlinge samenhang juist achteraf?
Veel werken zijn in reeksen gemaakt, omdat het voor mij meer mogelijkheden biedt om vanuit één idee variaties te maken vanuit de vraag: hoe ver en breed kan ik hier schilderkundig op in gaan.Daar waar andere reeksen veelal opgevat zijn in dezelfde formaten, is aan deze reeks gewerkt op steeds verschillende formaten ten opzicht van elkaar.
Voor de opzet heb ik steeds hetzelfde sjabloon aan elke rand gelegd, waardoor je in elk werk de witte opengelaten vlakken ziet. Zo lijkt het een kader in een kader, die er in werkelijkheid niet is. De randen van de werken strekken zich uit tot de plaats waar de randen van de sjablonen zich bevinden.
Voor de titels van de werken heb ik lang getwijfeld om ze te zien als een ‘opera’ of ‘symfonie’. Achteraf gezien was het misschien zinvoller geweest om naar opera te verwijzen, omdat daar elke scène aangegeven is in de vorm van een plaats. Heel erg boeiend vind ik dat: hoe je hiermee muziek die zich afspeelt in de tijd, onderverdeelt in ruimtes die de structuur van de muziek aangeeft. Samen is heel de reeks een verhaal, een geheel. Een geheel als verhaal.
Omdat toeval en wachten tot de compositie zich prijsgeeft onderdeel zijn van uw werkwijze, kan ik me voorstellen dat de uiteindelijk voorstelling op zich minder belangrijk voor u is. Is dat iets waar u zich in kan vinden?
Ik weet nog goed dat ik op een bepaald moment de volgende voor mij nog steeds belangrijke zin noteerde: ‘stop, want een beeld doet er niet toe’. Ik hou ervan om het schilderen eerder te zien als een ‘manier van doen’ dan dat de functie eruit zou bestaan om een beeld te maken. Onlangs vergeleek ik het met planten. Ik hou van planten. Ik zei dat ik het esthetische van de plant niet van belang vind om er graag naar te kijken. Ik hou er veel meer van om ze elke dag opnieuw te zien groeien. Ik denk dat dit wel te vergelijken valt met mijn schilderen en het belang ervan. Als grap zeg ik soms: ‘een werk moet niet mooi zijn, maar hoogstens goed opgebouwd’.

Omdat uw werk open is voor interpretatie van de kijker vroeg ik me af wat de leukste reactie/compliment is dat u ooit kreeg.
Onaangenaam kippenvel krijg ik wanneer ik enkel te horen krijg dat mijn werk zo mooi is. Ik begrijp het wel, maar dat is niet de bedoeling. Liever heb ik dat mensen geïntrigeerd en/of geïrriteerd zijn wanneer ze naar mijn werk kijken. Ook is er het cruciale woord ‘precies’ dat vaak terug komt, wanneer mensen over mijn werk spreken. Hopelijk bedoelen ze hiermee de precisie van mijn zorgzame, nonchalante aanpak. Maar het is hen helaas eerder te doen om het feit dat het ‘precies’ een concreet iets is. Meestal zijn dat insecten of wezentjes (dat heb je snel vanaf het moment dat je twee punten verbindt met elkaar). Maar waar ik dan wel op hoop, is dat ze verklaren hoe die vormen zich gedragen. Er is een verschil tussen ‘precies een kreeft’ en ‘precies een kreeft die zich na het slapen uitrekt’. Bijvoorbeeld.
Is er een project waar u graag nog eens aan zou werken, maar waar u om een bepaalde reden nog niet aan toe bent gekomen?
Ik heb in totaal drie fresco’s gemaakt, in de echte Italiaanse frescotechniek, in de natte kalk. In St. Agatha Berchem heb ik op een buitengevel de grootste van de drie gemaakt. Heel graag zou ik dat nog eens willen doen. Een grote fresco waar iemand anders de muur bezet, zodat ik me enkel kan bezig houden met het schilderen zelf. Door de opgelopen ervaring heb ik het gevoel dat ik dit nog beter (aan) zou kunnen. Heel dat proces leert me veel om anders(om) te denken over het schilderen en achteraf te ‘verschilderen’ op doek.
Waar werkt u op dit moment aan?
Momenteel ben ik mij aan het bezinnen. Al van mijn lagere school ben ik elke dag bezig met schilderen. Nu, op mijn 45e, denk ik na over waar ik nu in feite heel die tijd mee bezig ben. Hoe (volzin) is het om, ondanks het steeds onrustig andersom denken en daardoor steeds hongerig te zijn om nieuwe dingen te ontmoeten en ontdekken, toch steeds te komen tot ‘visueel hetzelfde lijkend werk’?
Momenteel train ik mijn duiven elke dag, intensief. Dat opleren, helpt me in te zien dat ik vanuit een heel regelmatig proces, en elke dag opnieuw de dingen herhaal, kan komen tot een steeds verdere ontwikkeling van kwaliteit die steeds meer de hoogte ingaat. En hoe! Dat is te zien bij mijn duiven. En in mijn werk? Dat is nog maar de vraag.
