Bij Galerie Maurits van de Laar in Den Haag is tot en met 3 mei de tentoonstelling Anders dan Anders (Different than Usual) te zien. De galerie nodigde de Nederlandse kunstenaar Christie van der Haak uit om de expositieruimte, waarin ook werk van andere kunstenaars te zien is, radicaal te transformeren. Grote, krachtige patroonvlakken bedekken de wanden en vloeren, patronen die contrasteren, maar tegelijkertijd in elkaar over lijken te gaan. Hoe beïnvloeden de plaatsen waar we naar kunst kijken onze ervaring?
De ‘white cube’, de bekende klinische, witte presentatieruimte, is even populair als omstreden. In deze tentoonstelling verzet Christie van der Haak zich tegen deze bepalende witte ruimte. Haar expressieve werk wordt gekenmerkt door gespiegelde, abstracte en florale patronen en ornamenten. Haar vaak kleurrijke werken zijn onder andere tentoongesteld in de Nederlandse ambassades in Washington en Havanna. Ze startte haar carrière als schilder, maar tegenwoordig maakt ze ook wandtapijten, textiel en glas. Van der Haak laat zich hiervoor bijvoorbeeld inspireren door familiewapens, maar ook door alledaagse patronen of de patronen in Engelse paleizen en kostuumseries. Ze maakt vaak gebruik van verzadigde kleuren en ze speelt daarbij met uiteenlopende formaten en materialen.
Maar waarom is die white cube zo bepalend en waarom verzetten kunstenaars zich hier tegen? In 1976 schreef Brian O'Doherty een reeks artikelen in Artforum, die later het invloedrijke boek 'Inside the White Cube: The Ideology of the Gallery Space' zouden vormen. De steriele presentatievorm van de white cube staat haaks op de klassieke salonpresentatie, die gebruikelijk was in musea uit de 19e eeuw. Hierbij hangen de muren buitengewoon vol - vaak tot aan het plafond - en de werken hangen niet alleen op ooghoogte. De juweelkleurige muren versterken het goud van de lijsten en de diepe kleuren van de werken. De hoger opgehangen werken waren voor iedereen zichtbaar, ook als het erg druk was. Het museum vormde op dat moment overigens een redelijk democratische kunstbeleving: een plek waar verschillende sociale klassen elkaar ontmoetten.
De standaardisatie van de white cube is te herleiden naar de museumstrategieën van het MoMA museum in de jaren dertig. In 1927 bracht Alfred Barr, de allereerste directeur van het museum, een bezoek aan Duitsland. Hij raakte daar geïnspireerd door Bauhaus interieurs, waarin witte muren de standaard waren geworden. Terug in New York introduceerde Barr de nu zo iconische white cube opstelling: met ‘neutrale’ muren, stille ruimtes, uniforme verlichting en een gebrek aan visuele afleiding. Samen zouden die elementen leiden tot de ultieme kunstervaring. Maar deze 'onzichtbare' nieuwe kunstruimte zorgt voor een scheiding tussen de kunst en haar context: de buitenwereld en haar geschiedenis. Dat gebeurde ook vrij letterlijk, omdat ramen naar de buitenwereld vaak werden verwijderd. Als kunst wordt gepresenteerd in een schijnbaar rationele, neutrale en sacrale omgeving, dan wordt het kunstwerk uit zijn context gehaald en gepresenteerd als autonoom, minder open voor een kritisch standpunt van de buitenwereld. O’Doherty beschouwt deze nieuwe ruimte, waar kunst grote en dure muren moet vullen, als een symbool van klasse en kapitalisme. Uiteindelijk leidt deze kunstopstelling volgens hem tot een vervreemding tussen de kunstenaar en de samenleving. Tegelijkertijd ziet O’Doherty dat de kunstenaars zich inhoudelijk aan lijken te passen aan deze nieuwe, kapitalistische kunstwereld.
Dit fenomeen wordt nog eens sterk uitvergroot in gigantische galerie(keten)s in New York, Londen en Parijs. Het leidt tot een nieuw cliché: dure, soms onnodig ingewikkelde en uitsluitende kunst die vaak een aanzienlijke know-how van de kijker (cultureel kapitaal) vereist. De witte muren van een galerie zijn dus niet zo vanzelfsprekend, neutraal en tijdloos als je misschien zou denken. Om die reden zie je ook dat musea steeds vaker afwijken van deze norm.
Het is daarom een bijzondere ervaring om door deze tentoonstelling in Galerie Maurits van de Laar te lopen, omdat de onwennigheid die je misschien voelt veel zegt over de standaardisatie van deze witte muren. Tegen de achtergrond van de werken van Christie van der Haak is werk te zien van een diverse groep kunstenaars die Van der Haak bewondert: Anya Belyat Giunta, Katia Borghesi, Harold de Bree, Ellen van Dijk, Diederik Gerlach, Theun Govers, Elise Hageman, Nynke Koster, Marjolijn van der Meij, Jos de l’Orme, David Pedraza, Helene Penninga, Pim Piët, Peter Vos, Reinoud van Vught en Marcel Zalme. Van der Haak koos daarbij voor werk dat een uitgesproken voorstelling en een duidelijk gearticuleerd beeld heeft. Ze ziet haar patronen enerzijds als een manier om bepaalde voorwaarden te scheppen voor de kunstenaars, maar ze reageert middels deze patronen ook inhoudelijk op hun werk.
De tentoonstelling Anders dan Anders (Different than Usual) is nog tot en met 3 mei te zien bij Galerie Maurits van de Laar.
De online catalogus is hier te zien.
Let op: de galerie is gewoon geopend, maar er moet wel even aangebeld worden.