“Groots denken kan ook in kleine ruimtes”, zegt Bram De Jonghe over zijn betrekkelijk kleine atelier in een voormalig schoolgebouw in de Scheveningse haven. “Een studio is een plaats om te oefenen, je hersenen te trainen, te spelen en te reflecteren als ik uitgespeeld ben.”
Het is de Belgische kunstenaar ten voeten uit. In zijn sculpturale werk zet De Jonghe (BE, 1985) vooral absurdisme, humor en logica in om bij toeschouwers een gevoel wil ontfutselen. De ratio komt volgens hem al meer dan voldoende aan bod in onze maatschappij. “In eerste instantie wil ik een gevoel ontfutselen aan de toeschouwer, daarbij blijft de ratio verlegen achter. In ons gevoel zijn we allen gelijk.”
Après nous, les mouches (Na ons de vliegen) is een West-Vlaams gezegde dat op tal van manier kan worden gebruikt: van achteloos en fatalistisch tot verantwoordelijk. “Alle lezingen samen zijn contradictorisch en dat is precies wat kunst doet.” Après nous, les mouches is nog tot en met 9 maart te zien bij DMW Gallery in Antwerpen.
Waar is je atelier en kan je beschrijven hoe het eruitziet?
Mijn atelier ligt nabij de haven van Scheveningen, Den Haag, Nederland. Het is een voormalig schoolgebouw dat in de jaren zeventig gekraakt is door mijn voorgangers. Ondertussen is het pand eigendom van de stichting “De school”. Ik heb op deze manier zekerheid over het huren op lange termijn.
Ik heb een vrij klein atelier, ongeveer dertig vierkante meter, de voormalige doucheruimte met daarbij inbegrepen een toilet en een wasbak. Ik heb een deur met een raam dat uitkijkt op de tuin, verder heb ik geen daglicht. De studio ligt ongeveer een meter en twintig centimeter boven het straatniveau, daar heb ik een vlonder gemaakt in de tuin vanwaar ik de deur naar de studio kan openen. Ik kan dus ook buiten werken.
Waar moet een atelier voor jou aan voldoen? Veel (opslag)ruimte, vrienden nabij, natuurlijk licht etc.
Ik werk met materialen die een zekere massa hebben, deze wil ik liefst zo weinig mogelijk sleuren doorheen het gebouw. Mijn studio is een mobiele werkplaats met vijf stations. Een zaagtafel voor ijzer, een lastafel met bankschroef, Een tafel met fijne ijzerwaren, een tafel met machines en handmateriaal, een tafel met kolomboor, accessoires voor de machines en een tafel met verf, lijm en tekenpapier. Ik heb een stofzuiger en een lasapparaat dat op een freestafel staat. In de gang staat een metaalrek met lange delen staal.
De vijf stations staan op wielen met een rem zodat ik alles kan verplaatsen om ruimte te maken. Ik heb daarnaast twee stationaire noden, krachtstroom en een afzuigsysteem voor lasrook. Ik heb geïnvesteerd in goede ledverlichting om elk gênant detail te zien. Geen museum heeft zo’n strak uitgelichte muren als in mijn studio. Ik vond het belangrijk om te werken in een conditie waarin het licht rigoureuze eisen stelt. Een studio is een plaats waar ik vrij snel tot een resultaat moet kunnen komen. Het is de plek waar niets vreemd mag voelen en waar verlangen en spel zegevieren.
In je werk schuw je het grote gebaar niet; daarom de vraag: hoe ziet het ideale atelier er volgens jou uit?
De ideale studio is een loods met laadbrug, op gelijkvloers, met witte muren rondom en daklicht op het noorden. Toch geloof ik dat het weinig uitmaakt voor mij. Groots denken kan ook in kleine ruimtes. Een studio is een plaats om te oefenen, je hersenen te trainen, te spelen en te reflecteren als ik uitgespeeld ben. Maar spelen in een grotere ruimte verandert het spel uiteraard.
Gefeliciteerd met je expo bij DMW, Après nous, les mouches. Ik denk dat de meeste lezers de variant van Lodewijk XIVe kennen, Après moi, le déluge (Na mij de zondvloed). Heeft dit ongeveer dezelfde betekenis en vanwaar deze titel?
De titel van een tentoonstelling is een demarcatielijn tussen het publiek en de kunstenaar. De titel wordt meestal vastgesteld na een wapenstilstand en is een tijdelijke oplossing, doorgaans in afwachting van een definitief akkoord over een grens. “Après nous, les mouches” resoneert voor mij met het fin-de-siecle gevoel van vandaag. Enerzijds is er cynisme, pessimisme, escapisme en decadentie anderzijds de omwenteling. Het is een gezegde die in het West-Vlaams veel voorkomt. Een eerste lezing van het gezegde brengt ons tot een fatalistisch en zelfingenomen standpunt. “Na ons, de vliegen”. Wat er ook gebeurt, we hebben er geen invloed meer op als we dood zijn. Dit gezegde is bijzonder context-gevoelig. Hoewel het als noodlottig kan worden opgevat, is het ook een boodschap van verantwoordelijkheid. Het feit dat we sterfelijk zijn en beseffen dat het nakende einde in zicht is, doet ons inzien dat we vandaag moeten ageren. Na een serieuze klus, een intense bezigheid vallen deze woorden dan ook wel eens in Vlaanderen. Het sluit een lange dag af met een biertje. De onmogelijkheid om dergelijke gezegde te vangen in het begrip, is wat me bezighoudt. Alle lezingen samen zijn contradictorisch en dat is precies wat kunst doet.
In een aantal werken in deze show combineer je natuurlijke elementen met stukken staal of aluminium, zoals een dierlijk bot geklemd tussen twee stalen balken. Waarom houdt die tegenstelling je bezig?
Het is niet zozeer de tegenstelling die me bezighoudt maar de gelijkenis. De spieren en pezen vormen het been, de temperatuur beïnvloedt het staal, de oppervlaktespanning van het ijzer toont door een koude manipulatie een vormentaal die aansluit op het bot. De druk van het bot op de stalen kokers kan de impact hebben veroorzaakt, toch zien we het tegenovergestelde. De interpretatie en de verbeelding vallen niet altijd samen.
In het persbericht bij Après nous, les mouches staat dat als er een rationele grond ontbreekt om kunst te waarderen, we kunst zullen benaderen vanuit onze emotie. Waarom wil je dat bereiken bij de kijker? Waar draagt dat volgens jou aan bij?
Het kwantificeerbare is overheersend en wordt de moraal. Alles wordt constant afgemeten tot het niet meer meetbaar is. Obsessief schuilt de maatschappij achter statistiek om maar niet te hoeven voelen. In eerste instantie wil ik een gevoel ontfutselen aan de toeschouwer, daarbij blijft de ratio verlegen achter. In ons gevoel zijn we allen gelijk.
Omdat je werk vaak iets absurdistisch en ‘los’ heeft, vroeg ik me af hoe je het maakt. Kan je iets vertellen over je aanpak voor de sculpturen in Après nous, les mouches.
Elke kunstenaar heeft een interne logica die mogelijk compleet onnavolgbaar is voor de toeschouwer. Men ervaart beelden als absurdistisch omdat het onlogisch is of tegengesteld. Ik hou van absurdisme als een hefboom voor humor. Humor is een belangrijke graadmeter bij de totstandkoming van het werk. Iets kan absurd zijn, maar toch logisch. Zoals bijvoorbeeld; Ik pas in een maatpak, het maatpak past in m’n tas dus ik pas in m’n tas. Als ik zeg dat ik in m’n tas pas dan denk je dat ik een contortionist ben en dat is dus een absurd beeld terwijl ik vanuit mijn logische manier van denken een patroon zie. Ik breng dingen samen en haal ze uit elkaar.
Toen ik je werk voor het eerst zag, bij 1646 meen ik, dacht ik: dit is werk is zowel lichtvoetig als humoristisch, zonder ironisch of plat te worden. Wat is de leukste reactie op je werk geweest die je ooit kreeg?
Dat vind ik ook een groot compliment! Het mooiste compliment is wanneer een toeschouwer vertelt hoe iets voelt en daarbij vaak ongewild nieuwe input geeft. De interpretaties van het werk zijn de cadeaus.
Waar werk je op dit moment aan?
Ik heb momenteel geen solotentoonstellingen in het verschiet, maar ik verlang er altijd naar. Het geeft me steeds een boost om nieuwe dingen uit te proberen. Ik ben altijd bezig met het zoeken naar associatieve verbanden. Ik wroet in m’n atelier en jaag op ongehoorzame patronen. Ik houd ervan om dingen te maken en ideeën te toetsen. Ik wil een werkende, massief, gouden muizenval maken met de titel; “Rich or poor, mice at the door”.
Ik heb zo’n lijstje met ideeën die vraagt om de juiste gelegenheid. Elke tentoonstelling bied mogelijkheden maar sommige ideeën blijven parallel rondzwerven zonder uitwerking. Ik wil die rondzwervende ideeën een plaats geven. Ik heb ook wilde ideeën over een boek maar heb vaak moeite met de pretentie ervan en laat het dan weer varen. Mogelijk moet ik wennen aan dingen vooraleer ik ze kan bedwingen.