Vorige week werd bekendgemaakt dat we in 2022 iets geheel nieuws mogen verwachten van de Nederlandse presentatie op de Biënnale. Gisteren lichtte het Mondriaan Fonds een tipje van de sluier met de officiële bekendmaking dat Melanie Bonajo ons land zal vertegenwoordigen op de prestigieuze tweejaarlijkse kunstmanifestatie in Venetië. Bij hoge uitzondering vindt de Nederlandse presentatie niet plaats in het Rietveldpaviljoen, maar in de dertiende-eeuwse kerk Chiesetta della Misericordia. Eelco van der Lingen, directeur van het Mondriaan Fonds (de organisator van de Nederlandse inzending), noemt het “een spannende kunstenaar op een spannende plek”. Ook de procedure waarmee de inzending bepaald werd verschilt ten opzichte van voorgaande jaren. Waarom is het zo belangrijk om onze bijdrage aan de Biënnale opnieuw te (bek)ijken?
Het is geen geheel onverwachte wending omdat de voorname Giardini locatie, waar het Nederlandse paviljoen staat, een beladen plek is. De Biënnale is één van de belangrijkste evenementen op de culturele agenda en wordt iedere editie door meer dan een half miljoen bezoekers bezocht. Het tweejaarlijkse kunstfestival opende in 1895 en kreeg pas een paar jaar later zijn internationale karakter. In 1907 kreeg België, destijds een koloniale grootmacht, als eerste een eigen paviljoen. In de jaren dertig en tijdens de Koude Oorlog werd in grote lijnen vastgelegd welke landen het prestigieuze hoofdtoneel in de Giardini permanent zouden gaan vullen. Het is vast geen verrassing dat ook dit grotendeels (voormalige) Europese koloniale grootmachten waren. Kunstpresentaties bevinden zich nooit in een vacuüm en de historische context is ook hier absoluut van belang.
Sinds 1980 heeft de Biënnale er een nog belangrijke nieuwe tentoonstellingslocatie bij: de Arsenale, gesitueerd in een lange (in 1999 grondig verbouwde) middeleeuwse scheepswerf. Naast de Giardini vormt de Arsenale de belangrijkste tentoonstellingslocatie van de Biënnale, het verschilt per jaar welke locatie als het meest prestigieus beschouwd wordt. Tegenwoordig is er in de Arsenale iedere twee jaar een thematentoonstelling te zien die door een prominente curator wordt samengesteld. In 2019 was dat Ralph Rugoff, directeur van de Hayward Gallery in Londen. Landen die vroeger geen permanente plek hebben weten te bemachtigen in de volgeboekte Giardini - waaronder veel jonge niet-westerse landen - organiseren presentaties in andere locaties in Venetië of ze huren een ruimte in de Arsenale. Er ontstaat daardoor een constellatie aan tentoonstellingen in de zomermaanden van de Biënnale.
Maar er is ook sprake van een enorme ongelijkheid: in 2017 lieten slechts zeven van de 54 Afrikaanse landen een presentatie zien op de Biënnale. Het is voor nieuwkomers vrijwel onmogelijk om een plek te bemachtigen, met name op de meest prestigieuze locaties. Deze kwestie wordt steeds vaker aan de kaak gesteld. Van der Lingen: “De Giardini is een afspiegeling van geopolitieke machtsverhoudingen van weleer, dat wordt wel vaak vastgesteld, maar geen land wil de consequenties van die constatering aangaan en de plek in de Giardini opgeven.” Tegelijkertijd zie je dat de presentaties in de Giardini zich inhoudelijk wel vaker bezighouden met (de sporen van) hun koloniale verleden, zoals in het Belgische paviljoen in 2015 onder leiding van curator Katerina Gregos. Er komen daarbij ieder jaar nieuwe deelnemers bij op de Biënnale. Maar China stelde bijvoorbeeld pas in 2005 voor het eerst een presentatie samen en Mexico, de Verenigde Arabische Emiraten en India volgden in respectievelijk 2007, 2009 en 2011. In 2019 namen in totaal negentig landen deel aan de Biënnale, waaronder nieuwkomers Ghana, Madagaskar, Pakistan en Maleisië.
Nederland is sinds 1912 actief in de Giardini; eerst in het voormalige paviljoen van Zweden en vanaf 1954 met een eigen, door Gerrit Rietveld ontworpen tentoonstellingsgebouw. Die modernistische plek en haar maker zijn de afgelopen jaren erg bepalend geweest voor de presentaties die er te zien waren. Van der Lingen: “Het is goed om een keer uit deze comfortzone te stappen om te kijken welke vrijheid het oplevert als we buiten de muren van het paviljoen treden. Dit geeft de Nederlandse inzending ook de kans tot een plan te komen waarbij geen rekening gehouden hoeft te worden met de context van Rietveld, het paviljoen of de Giardini.”
Vanzelfsprekend speelt het grote geld ook in deze hoek van de kunstwereld een rol. De bijna dertig paviljoens in de Giardini worden gebouwd, betaald, onderhouden en gevuld door de betreffende landen: voor de Nederlandse inzending werd afgelopen jaar €700.000 gereserveerd. Deelname is daarnaast buitengewoon duur omdat de kunst – die toonaangevend moet zijn - verscheept moet worden naar Venetië, waar het soms tentoongesteld wordt in stadspaleizen en kerken die honderden jaren oud zijn. Het is voor kleinere landen bovendien extra moeilijk om een geschikte locatie te vinden. In 2015 werden de paviljoens van Irak, Oekraïne en Syrië volledig gefinancierd met particulier geld. Die kosten zijn niet voor alle landen even makkelijk op te brengen en de toch al rijke westerse landen nemen vaak ook de meest belangrijke curatoren en geldschieters mee. Artnet berichtte dat het paradoxaal genoeg vaak duurder is om deel te nemen buiten de twee hoofdlocaties. Mede daarom heeft het Mondriaan Fonds besloten om het Nederlandse paviljoen dit jaar te verhuren aan Estland, een jong Europees land dat sinds 1997 succesvolle tentoonstellingen maakt in heel Venetië en anders nooit een kans zou krijgen om werk tentoon te stellen in de Giardini. Ook inhoudelijk zag het Mondriaan Fonds een kans om een nieuwe strategie toe te passen. Omdat de inzending in een nationaal paviljoen altijd een land representeert ontstaat er onvermijdelijk discussie over de uiteindelijke presentatie. Tijdens de vorige editie bleek de goedgekeurde aanvraag daarnaast niet te zijn besproken met de nabestaande van één van de kunstenaars, wat het fonds veel kritiek opleverde. Het Mondriaan Fonds besloot daarom om voor een nieuwe procedure te kiezen. Sinds de Biënnale van 2013 was er sprake van een competitie waarbij de winnaar via een open call gekozen werd. In de jaren daarvoor werd er steeds een curator aangesteld die de inzending verzorgde, maar die methode zou vooral de ‘incrowd’ bedienen. Dit jaar vond de (unanieme) selectie plaats door een internationale jury van curatoren en directeuren van het MoMA, Tate Modern, de Liverpool Biënnale, het Bonnefantenmuseum, de Frankfurter Kunstverein, de Jan van Eyck Academie en het HEM. Zij keken hiervoor naar de aanmeldingen uit de voorgaande open calls. Na de volgende editie zal er een nieuwe en toekomstbestendige visie ontwikkeld worden.
Melanie Bonajo, die vertegenwoordigd wordt door AKINCI Gallery, zal voor de Biënnale van 2022 een nieuwe film maken die gepresenteerd zal worden in de Chiesetta della Misericordia. Bonajo onderzoekt paradoxen die inherent zijn aan het idee van gemak en vervreemding en de leegte in onze op consumptie gerichte maatschappij. Welke rol spelen onze veranderende houding ten opzichte van de natuur en waarde, naast concepten als classificatie, gender en een idee van “thuis”? In het plan van Bonajo is te lezen: “In Venetië eist Bonajo het lichaam op en haalt het uit de klauwen van het kapitalisme. Mel neemt je op in The New Intimacy Movement. Hen daagt je uit om het lichaam opnieuw te erkennen en verkennen als middel voor connectie, intimiteit, aanraking en veiligheid. Je wordt meegevoerd in avonturen die alle zintuigen prikkelen; feeling is a form of intelligence, think through touch.” Het curatorenteam voor deze inzending bestaat uit Maaike Gouwenberg, Geir Haraldseth en Soraya Pol.
Leylâ Akinci:
"We zijn heel trots op Melanie Bonajo en het team van curatoren en we kijken uit naar de meest bruisende en inhoudelijk de meest bijzondere Biënnale aflevering ooit."