Filip Van Dingenen werkt veel op locatie. Voor hem is zijn Brusselse atelier een plek waar hij naar terugkeert. Hij gebruikt het om projecten te documenteren en plannen op te slaan, en om collega’s te ontvangen. Veel van Van Dingenens werk gaat over niet-humane stemmen, mens-dierrelaties, onze dominante menselijke perceptie, hoe wij in onze leefomgeving omgaan met verschillende ecosystemen en hoe die ecosystemen zich tot elkaar verhouden.
Bij Waldburger Wouters is tot en met 20 januari Suskewiet Visions te zien, de vierde solotentoonstelling van Van Dingenen bij de Brusselse galerie. Als uitgangspunt nam Van Dingenen het controversiële Suskewiet, de traditie waarbij men aantal keer dat een gekooide vogel gedurende 1 uur zingt turft, en isoleerde er een aspect van: het collectief en geconcentreerd luisteren. Op basis van de telstok die bij Suskewiet wordt gebruikt om het gezang te turven, ontwikkelde Van Dingenen samen met de Congolese kunstenaar David Shongo een soort tekensysteem waarbij ieder omgevingsgeluid een teken kreeg. Luisteraars kunnen zo een soundmap van ieder willekeurig gebied maken.
In bredere zin stelt Van Dingenen de vraag of we bepaalde tradities niet dwangmatig in stand houden en of we deze tradities niet beter kunnen hercontextualiseren, om zo vanuit een bredere visie een ander soort kennis door te geven. Een vraag die van toepassing blijkt op meerdere publieke debatten.
Waar is uw atelier en hoe ziet de ruimte eruit?
Mijn studio is in Brussel, in de Rue Montenegro in Vorst. Mijn studio ligt in de buurt van het kunstencentrum Wiels. Ik woon daar al een 15-tal jaren. Mijn studio is op de bovenste verdieping en ik woon ook in dat huis. Het is eigenlijk een werkruimte waar ik mijn projecten voorbereid, een soort productie-unit.
Ik deel mijn studio met mijn partner, Hélène Meyer. Zij is schilder en ceramiste. Ook hebben we samen een project, dat heet The Platform on Algae Diplomacy. In het kader daarvan doen we ceremonial degustations en performances, waarbij we mensen zeewier laten proeven.
Waar moet een goed atelier voor u aan voldoen? Natuurlijk licht, veel opslag of vrienden en collega’s in de buurt?
Mijn atelier moet een gezellige, comfortabele ruimte zijn. Een werkplaats kan voor mij overal zijn. Ik werk ook veel op locatie, dus ik heb niet zozeer bepaalde voorschriften voor een atelier. Mijn atelier is een plaats waar ik naar terug kan keren, waar ik heel veel projecten die on hold zijn bewaar. Ook werk ik veel samen met collega’s die ik daar kan ontvangen. Daarnaast is het prettig om een deel van die projecten te kunnen veruitwendigen, zodat ze niet allemaal in mijn hoofd blijven zitten. In mijn atelier worden ze zichtbaar in de vorm van mappen die geclassificeerd zijn en tegen de wand staan. Voor mij is het belangrijk dat al die projecten aanwezig blijven in die ruimte. Niet dat ik die mappen iedere dag bekijk, maar omdat ik die projecten, die heel uiteenlopend zijn, daar een plaats kan geven.
Hoe ziet een typische atelierdag voor u eruit?
Die is waarschijnlijk heel atypisch. Ik ben niet iemand die een typische atelierdag heeft. Die atypische dag is heel gevarieerd, maar zoals ik al zei, is het vooral om terug te keren naar die plaats waar heel veel verschillende en uiteenlopende projecten een plaats krijgen en daarmee aan de slag te kunnen gaan. Soms ben ik er heel even om een project op te volgen, soms om ergens langduriger aan te werken. Het is echt van project tot project verschillend hoe die atelierdag eruitziet. Ik ben dus niet constant in mijn atelier aanwezig, maar ik keer er wel op regelmatige basis terug.
Uw huidige tentoonstelling bij Waldburger Wouters heet Suskewiet Visions. Bij deze West-Vlaamse traditie wordt het aantal keer dat een gekooide vogel zingt, geturfd op een houten stok. Waarom was dat voor u een logisch vertrekpunt voor een tentoonstelling?
Het logische vertrekpunt van deze tentoonstelling was voor mij het protocol van het traditionele vinken zetten, ook wel suskewiet. Wat ik daaraan heel interessant vond, was het collectief, geconcentreerd luisteren naar gekooide vogels, een uur lang. Ik vond het interessant om het collectieve luisteren onder de loep te nemen en de vraag te stellen: wat kunnen we leren van het luisteren naar vogels? Zoals ik al zei, is er een heel specifiek protocol en die telstokken worden na de wedstrijd neergelegd. Dat is een heel efemere beweging in het landschap, een soort partituur in het landschap. Het is ook een heel poëtische geste en dat was het vertrekpunt voor dit project.
Het persbericht bij Suskewiet Visions begint met de vraag: Can a folkloristic tradition be re-contextualised and reveal a potential collective intelligence to harmonise our dominant relation towards non-human entities? Hoe ziet het hercontextualiseren er in dit geval uit?
Die stok wordt gebruikt om aan te vinken wanneer een vogel een specifieke zang fluit, suskewiet in dit geval. Voor mij was het interessant om die stok te gebruiken als een interface om naar een geluidslandschap te luisteren en dat geluidslandschap te registreren op die stok. Samen met de Congolese kunstenaar David Shongo heb ik een soort tekensysteem ontwikkeld waarbij we elke geluid een teken gegeven. Zo hebben we ambiance, geluid van mensen, geluidseffecten, natuurgeluiden etc. een specifiek teken gegeven. Mensen kunnen dus die stok als een 'tool' gebruiken in de natuur. Luisterend naar het landschap kunnen ze het geluid dat ze horen met het tekensysteem aanbrengen op de stok en een 'geluidsmapping' van een gebied creëren.
Wat is uw conclusie, kan een traditie bijdragen aan een harmonieuzer relatie met flora en fauna?
Het is niet zozeer mijn bedoeling geweest om er een conclusie uit te trekken, maar wel om na te gaan wat we met die tradities kunnen doen. Kunnen we die tradities op een bepaalde manier herbekijken, hercontextualiseren. In dit geval gaat het om een traditie die ook wel controversieel is. Gekooide vogeltjes zijn een controversieel thema. Hoe kunnen we dat niet uit de weg gaan, maar onszelf ermee confronteren? Ik denk ook aan het Zwarte Pieten-debat of de restitutie van etnografische collecties in onze Europese musea. Hoe gaan we daarmee om en op welke manier kunnen we er iets van leren, dat is de conclusie van dit project. Hoe kunnen we de magie van bepaalde artefacten en tradities die ze in een andere tijd hadden niet proberen dwangmatig in stand te houden – en kwetsend zijn voor de ander – hercontextualiseren en vanuit een bredere visie een ander soort kennis aanreiken.
Om de tentoonstelling te bezoeken moet je door een klein ijzeren poortje naar binnen, alsof je zelf een vogelkooi instapt. Wat is daarachter het idee?
Om de tentoonstelling te bezoeken moet je inderdaad de grote galeriepoort op de Boulevard d’Anvers, op de Brusselse kleine ring. Ook al heeft die een grote, majestueuze poort, je stapt of rijdt zo voorbij de galerie. Ik heb een soort ingang voor een kooi gebouwd. De afgelopen maanden zijn er namelijk veel klachten geweest over het onveiligheidsgevoel in de buurt door het metrostation IJzer, dat er wat verloederd bijligt en gebruikt wordt door daklozen en druggebruikers. Enerzijds is die poort daar een soort schrijnende kritiek op; de hypocrisie van de Europese hoofdstad waar er in vele hoeken van de publieke ruimte mensen, kinderen in marginale omstandigheden leven, anderzijds is het project Suskewiet Visions ook een onderdeel van een Europees project over duurzaamheid in het kader van de European Green Deal, die ook wel te bekritiseren valt. Is die 'European Green Deal wel zo inclusief als de propaganda ons wil doen geloven? Hoe is de mondiale verhouding van Europa tegenover extractivisme in Katanga-Congo of Lithium in Latijns-Amerika? Daarom werp ik de vraag op: hoe kan je dat terug openbreken? De ijzeren kooi als metafoor het Europees protectionisme. Voor dit project doe ik dat heel specifiek door die ijzeren poort die is gebaseerd op de traditionele vogelkooitjes die ook in de tentoonstelling te zien zijn. De vogelkooitjes die ik toon komen uit het stadsarchief van Harelbeke en tonen heel goed de dominante mens-dierrelatie. Door binnen te gaan kan je het gevoel krijgen een gekooid vogeltje te zijn. Er is ook een tekening die de gelijkenissen tussen de architectuur van deze historische vogelkastjes en het Europees parlement duidt.
Uw vorige project ging over zeewier, dit project over onze verhouding tot niet-mensen. Weet u al wat een mogelijk volgend project voor u zal zijn?
Al mijn projecten, ook het zeewierproject, zijn langlopende projecten. Die zijn niet afgesloten. Heel veel mijn projecten gaan over niet-humane stemmen, mens-dierrelaties, onze dominante menselijke perceptie, hoe wij in onze leefomgeving omgaan met verschillende ecosystemen en hoe die ecosystemen zich tot elkaar verhouden. Al mijn projecten stellen daar kritische vragen bij en proberen deze relaties beter te begrijpen.
Ik begreep dat binnenkort een monografie over uw werk verschijnt. Kan u daar al iets over vertellen?
Sinds eind jaren ’90 werk ik aan zeer uiteenlopende projecten, zoals het project rond architectuur in dierentuinen over de gehele wereld of het zeewierproject, of een project over de perceptie en representatie van de Rocky Mountains. Sommige projecten zijn vaak tentoongesteld of publiek aanwezig, andere zijn vooral onderzoeksprojecten en hebben heel weinig het daglicht gezien. Met die monografie wil ik dergelijke projecten een platform geven. Op dit moment zijn we met het boek bezig en dat zal het komend voorjaar worden gepubliceerd.