“Leegte, sereniteit en vrijwel steriele tafels - wit papier en karton vergeven je immers niets.”
In haar atelier aan huis, net over de grens in het Duitse Aken, werkt Caroline Hofman in opperste concentratie aan haar kartonnen sculpturen. Vanachter haar bureau tekent ze met een mes. In haar sculpturen onderzoekt ze de mogelijkheden die een eenvoudig materiaal als karton bezit. “Ik bestudeer de kracht en functionaliteit van het materiaal en tegelijkertijd de licht-, en schaduwwerking.”
Coppejans Gallery toont Hofmans werk nu op de PAN in Amsterdam samen met dat van Zero-kunstenaars als Walter Leblanc, Heinz Mack en Jan Schoonhoven. Een dialoog met verwante kunstenaars uit een andere generatie. Kustenaars die net als Hofman met eenvoudige materialen als karton en papiermaché werkten en de werking van licht en donker onderzochten. Caroline Hofmans werk is op de PAN tevens te zien bij Galerie Helga Hofman.
Waar is je atelier en hoe ziet het eruit?
Ik woon en werk in het zuiden van Aken dat wordt omgeven door een prachtig bos en een mooi oud park dat zich op loopafstand van mijn woning bevindt. Ik woon centraal en toch heel rustig met een grote wilde tuin, veel licht en ruimte. Mijn werkruimtes bevinden zich in mijn woning. De keuze voor een bepaalde ruimte ligt aan de lichtval, aan de plaats die ik voor een werk nodig heb en aan het soort werk dat ik uitvoer. Ik beschouw het als een bijzonder voorrecht dat leven en werk zich op deze manier verstrengelen - dat mijn gedachten, constructies en ideeën groeien en vorm aannemen omgeven door mijn dagelijks leven en door dat wat ik verzamel en mij inspireert. De belangrijkste werkruimte is tamelijk gereduceerd ingericht: twee grote matglazen tafels voor de ramen met helder daglicht, twee oude houten stoeltjes, een antieke Chinese kast, een grote hutkoffer en een industrieel rek voor mijn materialen.
Afgezien van 4 hele goede werklampen, een scalpel, een liniaal en een snijmat zijn mijn werktafels volledig leeg als ik werk. Leegte, sereniteit en vrijwel steriele tafels - wit papier en karton vergeven je immers niets. De glazen tafels veroorzaken gedurende de dag veelal reflecties en schaduwen die nieuwe of andere dimensies aan de ontwikkeling van mijn werken geven, een voortdurend veranderen van ritme, structuur en beeldvormende kwaliteiten van licht en schaduw: eigenschappen die bepalend zijn voor mijn werken.
De andere werkruimtes zijn minder leeg en omvatten veel boeken, kunst, etnografica en verzamelingen van dingen mét waarde en dingen zónder ogenschijnlijke waarde, een curieus en wellicht absurd mengsel van stijlen en invloeden.
Waar moet een goed atelier voor jou aan voldoen: natuurlijk licht, een ruim atelier, veel groen in de omgeving of collega’s in de buurt?
Helder licht in de werkruimtes is fundamenteel noodzakelijk voor mijn werk. Het natuurlijke licht in mijn werkruimtes is erg goed, toch is ook kunstmatig licht van groot belang omdat ik graag ́s avonds of ́s nachts werk. Ook overdag gebruik ik af en toe kunstmatig licht, al naar gelang hoe het licht valt ontstaan er verraderlijke slagschaduwen die fataal zijn bij het snijden of het monteren van werken.
Bovendien is licht niet alleen van groot belang voor het maken, maar ook voor het concipiëren van de werken. Om te kunnen bestuderen wat er met de werken gebeurt, plaats ik ze bij voorkeur in het natuurlijk daglicht. Licht veroorzaakt groei en veranderlijkheid in de werken, schijnbaar introverte en statische werken worden door licht zodanig beïnvloedt dat ze een ogenschijnlijke toegevoegde dimensionaliteit krijgen. Soms treden ze daardoor buiten zichzelf, lijken zich te bewegen, verdubbelen zich en bespelen de ruimte; vlakken worden lijnen, lijnen tot vlakken, schaduwen overlappen elkaar en verdiepen de kleur van het papier of karton. Tijd speelt hierbij een beduidende rol.
Wat telt voor jou het meest: het maakproces of het uiteindelijke resultaat?
Voor mij zijn beide even belangrijk en in een integer evenwicht: het maakproces vergt erg veel tijd, geduld en observatie, een werk groeit langzaam. Ik prefereer het de werken langere tijd te kunnen bestuderen om te kunnen zien en te voelen wat er aan hen toegevoegd, of weggenomen kan worden – of ze te wijzigen als ik het gevoel daartoe heb. Ook besteed ik veel tijd aan voorstudies. Ook de ́Statik ́ van de constructies van een werk moet ik langere tijd bestuderen om vast te kunnen stellen of het geconcipieerde stabiel is of dat er verandering of toevoeging nodig is. Het bestuderen van de werking van licht en schaduw hoort bij dit proces, bij het permanente visueel experiment. Pas op het ogenblik dat ik een werk langere tijd, en uit alle mogelijke perspectieven heb kunnen bestuderen – en vaststel dat het overeenkomt met mijn intenties, is het klaar.
De monografie over je werk heet The aesthetics of silence. Kan ik daaruit opmaken dat je ook het liefst in stilte werkt?
De titel van de monografie, die Antoon Melissen over mijn werk heeft geschreven, heeft niet direct te maken met mijn geprefereerde manier van werken maar vertelt meer over wat mijn werken transporteren. Maar dat neemt niet weg dat ik inderdaad het liefst in stilte werk.
Het ontstaansproces van mijn werken vergt een hoge graad aan precisie, concentratie en innerlijke rust. De montagepunten, snijd-, en vouwlijnen zijn zo complex, fragiel en kwetsbaar, dat ik mijn volledige concentratie nodig heb. En stilte is daarbij in principe onvoorwaardelijk. Dat is ook een reden waarom ik graag ́s avonds of ́s nachts werk, in een stilte waarin niets van het wezenlijke afleidt.
Je maakt papieren en kartonnen sculpturen. Als het over die materialen gaat heb je het over Materialgerechtigkeit. Wat bedoel je daarmee?
Materialgerechtigkeit is een Duits begrip dat zijn wortels in het begin van de twintigste eeuw, in de dagen van de Duitse ́Werkbund ́ had, het samenwerkingsverband van kunstenaars en ambachtslieden dat zocht naar een eigentijdse functionaliteit, zich afzettend tegen historicisme en overbodige ornamentiek. Bij mijn werk vertaalt zich dat in de billijkheid, de eerlijkheid van het materiaal. In mijn driedimensionale composities onderzoek ik de mogelijkheden die karton als eenvoudig en oorspronkelijk materiaal bezit. Ik bestudeer de kracht en functionaliteit van het materiaal en tegelijkertijd de licht-, en schaduwwerking.
De oorspronkelijke eigenschappen worden niet bewerkt, maar juist benadrukt: de werken ontstaan uit de voorwaarden en mogelijkheden die de materialen zelf bieden. Ik koester een grote voorliefde voor papier en karton wegens de eenvoud en het warme tactiele karakter dat zij bezitten, en de mogelijkheid uit deze eenvoudige, vlakke materialen 3-dimensionale objecten te kunnen ontwikkelen.
Aan een voltooid werk gaat een lange periode van bestuderen, experimenteren, observeren en overwegen af: hoe belastbaar is het materiaal, op welke wijze wordt een construct stabiel en waar liggen de grenzen. Ook de fragiliteit en complexiteit van de werken speelt een grote rol - al mijn werken zijn met de hand gesneden en hangen meest samen uit 2 millimeter brede lijnen en contactpunten - één verkeerde snede of een foutief berekend montagepunt kan het einde van een werk betekenen. Ook weersomstandigheden kunnen mijn werk beïnvloeden - vocht is de grootste vijand van papier en karton.
De sculpturen zijn allemaal uitgevoerd in de non-kleuren zwart en wit. Waarom juist deze kleuren?
Antoon Melissen deed in de monografie over mijn werk een mooie observatie: dat de notie van Materialgerechtigkeit in mijn werken onlosmakelijk verbonden is met een hang naar reductie, naar wat hij een ‘formeel en linguïstisch essentialisme’ noemt. Ik ‘schil’ en ‘ontvouw’ mijn werken zo lang totdat enkel het wezenlijke zichtbaar blijft. De werken ontlenen hun betekenis aan een versleutelde relatie tot de werkelijkheid. Ook als de kijker reële objecten meent te herkennen. is er nog geen sprake van een functionele en inhoudelijke relatie tot de werkelijkheid.
‘Decontextualiseren’ speelt een centrale rol in mijn werk: ik ontmantel de herkenbaarheid en kijk hoe de logische verbanden tussen vormen en betekenissen worden ontwricht. Ik isoleer herkenbare objecten en plaats deze in een nieuwe context waardoor zij hun herkenningswaarde verliezen. Tegen dezelfde achtergrond handhaaf ik ook de ́non-kleuren ́ zwart en wit. Kleur is per definitie emotie, een individuele invulling die ik uit mijn werk filter. Ik ontdoe de van informatie verzadigde wereld van kleur – enkel het essentiële blijft over - licht en schaduw ́doen ́ de rest. Maar toch, ook al zijn zwart en wit ́non- kleuren ́, ze veranderen toch van ‘kleur’ en werking onder invloed van licht en schaduw.
Je werk is nu te zien op de PAN in de stand van Coppejans Gallery. Kan je iets vertellen over die presentatie?
Ik weet dat Stijn Coppejans altijd erg goed nadenkt over hoe hij de werken presenteert. Zijn uitgangspunt is ‘Art is Research’ en dat laat zich ook voelen in zijn presentaties. Hij brengt werk van drie generaties samen in een gevarieerde, maar ook rustige stand. Ik weet dat hij de ruimte verdeelt in 'een tekenkamer’ met vooral figuratief werk en in een grote voorkamer met vooral abstract werk.
Mijn werk komt onder meer te hangen in een installatie met werk van ZERO kunstenaars zoals Heinz Mack, Lucio Fontana, Walter Leblanc, Jan Henderikse, Jan Schoonhoven en Henk Peeters, aangevuld met stukken van mijn collega’s die door Coppejans Gallery worden vertegenwoordigd. Stijn noemt deze wanden in onze gesprekken altijd de 'Nul+Nu-muren’. Toen hij de selectie maakte bij mij in het atelier, merkte ik hernieuwd dat hij nooit zonder concept ‘vertrekt’: de inhoud van het werk en de relatie met het werk van anderen zijn voor hem erg belangrijk. En zo gaat het ook vaak met verzamelaars: zij zoeken niet alleen kwaliteit, maar kijken ook naar hoe de werken een logische plek kunnen krijgen in hun collectie.
De werken die (zowel bij Coppejans Gallery als ook bij galerie Helga Hofman) op de PAN getoond worden hebben ook dit keer veel met veranderlijke ruimtelijkheid door invloed van licht en schaduw te maken. Ze leiden onder invloed van veranderend licht tot een verwarrend visueel spel - de ruimtes veranderen ogenschijnlijk in diepte en vorm en verwerven daardoor, al naar gelang hoe het licht op de werken valt, een ander zwaartepunt. In twee andere werken is er sprake van Hinterzimmer: ruimtes die door een smalle inkeping de niet direct waar te nemen achterliggende ruimtes laten zien waarin, door lichtinval, een lichtlijnenspel plaatsvindt. Ook kleinere structuurwerken en fragiele kartonsculpturen zijn op de PAN te zien; werken die onder invloed van elkaar kruisende lijnen, licht en schaduw, en de voortdurende perspectiefwissel van de kijker, de illusie van beweging of vibratie oproepen.
Waar ben je op dit moment mee bezig?
Op het ogenblik concipieer ik werken in nieuwe formaten en denk na over het ‘inwendige’ versus het ‘uitwendige’ van werken. In sommige opzichten heeft dit veel te maken met taal, chronologische denkprocessen en methodiek, maar soms ook met losse gedachten, ideeën, situaties, verhalen, herinneringen en met voorwerpen die mij omgeven of intrigeren. Wat verbindt deze uitgangspunten en waartoe leiden zij als de binnenkant naar buiten gekeerd en zichtbaar gemaakt wordt, dat boeit me. Wat verbindt het oorspronkelijke met het uit een context gedragene en elders herplaatste, wat laat zich zichtbaar naar buiten keren en behoudt zijn herkenningswaarde. Het draait hier om de vraag wat in deze context functioneert en om dat wat in deze zinloos wordt ontwricht. Het is een idee waarover ik al langer nadenk; het groeit en is in beweging.